Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 27

Met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot de bijlage bij de richtlijn “instructies betreffende het extremisme”

Date: 27/03/2017

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

     Afdeling openbaarheid van bestuur




                    27 maart 2017




                 ADVIES 2017-27

 met betrekking tot de weigering om toegang te
verlenen tot de bijlage bij de richtlijn “instructies
          betreffende het extremisme”
                    (CTB/2017/20)
                                                                       2

   1. Een overzicht

Bij mail van 14 maart 2017 verzoekt de heer Alexander Hamels, namens
de heer X, aan de FOD Justitie om een kopie van de richtlijn van 2 april
2015 van de Directeur-Generaal van het Belgische Gevangeniswezen,
getiteld “Instructies betreffende het extremisme”.

Bij mail van 15 maart 2017 weigert de FOD Justitie de toegang tot het
gevraagde documenten, omdat “dit document immers niet openbaar is”.

Omdat hij het daarmee niet eens is dient de heer Alexander Hamels bij
de FOD Justitie een verzoek tot heroverweging in en hij vraagt bij mail
van dezelfde dag een advies aan de Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur,
hierna Commissie genoemd.

Bij mail van 20 maart 2017 ontvangt de heer Hamels van de FOD Justitie
in bijlage de meeste recente versie (namelijk van 03/08/2016) van de
“Bijzondere Instructies Extremisme”. De heer Hamels brengt van de
ontvangst van deze instructies de Commissie bij mail op de hoogte.

Bij brief gedateerd op 15 maart 2017 ontvangt de heer Hamels op 20
maart 2017 een brief van de FOD Justitie gemeld wordt dat hij de
gevraagde instructies zal ontvangen, maar niet de bijlagen van deze
instructies om volgende redenen: “Overeenkomstig artikel 6, § 1, 4° van
de wet betreffende de openbaarheid van bestuur worden de bijlagen bij
deze instructies integraal aan de openbaarmaking onttrokken. Deze
bijlage bevatten namelijk onder meer gedetailleerde informatie over de
werkmethoden van het DG EPI aangaande de observatie van de
gedetineerde die onder het toepassingsgebied van de instructies
extremisme ressorteren. Het vrijgeven van deze info aangaande de
criteria aan de hand waarvan deze gedetineerden worden geobserveerd
en geëvalueerd zou de bescherming van de openbare orde, veiligheid en
verdediging van het land in het gedrang brengen. Hierdoor kan immers
een gevaar op simulatie ontstaan waardoor de observaties een vertekend
beeld zouden kunnen geven, met alle gevaren van dien. Het belang van
de openbaarheid van deze documenten weegt dan ook niet op tegen de
hierboven omschreven belangen”.
                                                                           3

Bij mail van 21 maart 2017 gericht aan de FOD Justitie en in cc aan de
Commissie stelt de heer Hamels dat hij het niet eens is met het standpunt
van de FOD Justitie. Hij stelt dat de openbaarmaking van het geheel van
instructies, inclusief de bijlagen, noodzakelijk is voor de vrijwaren van
zijn cliënt niet onderworpen te worden aan foltering of onmenselijke of
vernederende behandeling, zoals gewaarborgd door artikel 3 EVRM. De
impact van deze instructies op de fundamentele rechten van zijn cliënt
zijn dermate groot dat de weigering om deze volledig over te leggen niet
proportioneel is met de in de weigering vermelde omschreven belangen.
Hij betwist bovendien dat deze belangen werkelijk beschermd worden
door de weigering om inzage te verlenen. Er wordt immers niet
aangetoond op welke manier een gevaar bestaat voor de bescherming
van de openbare orde, veiligheid en verdediging van het land. De heer
Hamels stelt dat de beslissing tot weigering al een antwoord is op zijn
verzoek tot heroverweging. Hij bevestigt het verzoek tot heroverweging.

   2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie is van mening dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. De
aanvrager heeft namelijk tegelijkertijd zoals artikel 8, § 2, van de wet van
11 april 1994 voorschrijft een verzoek tot heroverweging aan de FOD
Justitie en een verzoek om advies aan de Commissie gericht. De
Commissie dient evenwel op te merken dat ze van oordeel is dat de brief
van de directeur-generaal van het Directoraat Penitentiaire Instellingen
van 15 maart 2017 moet beschouwd worden als het antwoord op het
verzoek van toegang, niet enkel omdat enkel de heer Meurisse door de
Minister van Justitie is gedelegeerd om een beslissing te nemen over een
verzoek van toegang, maar bovendien omdat de beslissing door de heer
Meurisse tijdig werd genomen. De brief van de heer Meurisse kan dan
ook niet worden beschouwd als een antwoord op het verzoek tot
heroverweging. Aangezien de bijzondere instructies van 3 augustus 2016
aan de aanvrager werden bezorgd met uitzondering van de daarbij
horende bijlagen, is de Commissie van oordeel dat het advies zich
beperkt tot de beoordeling van de weigering van deze bijlagen.

   3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de
openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot
alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan
                                                                        4

slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang
tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer
uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich
bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in
concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts
uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden
ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten
worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging
B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004,
overweging B.3.2).

De Commissie stelt vast dat de FOD Justitie artikel 6, § 1, 4° van de wet
van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur inroept om
de openbaarmaking te weigeren. Deze bepaalt dat een administratieve
overheid de openbaarheid moet afwijzen wanneer ze heeft vastgesteld
dat de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de openbare
orde, de veiligheid of de verdediging van het land. Ter verantwoording
van de weigering om de bijlage te verstrekken roept de FOD Justitie in
dat deze bijlage onder meer gedetailleerde informatie over de
werkmethoden van het DG EPI aangaande de observatie van de
gedetineerde die onder het toepassingsgebied van de instructies
extremisme ressorteren. Het vrijgeven van deze info aangaande de
criteria aan de hand waarvan deze gedetineerden worden geobserveerd
en geëvalueerd zou de bescherming van de openbare orde, veiligheid en
verdediging van het land in het gedrang brengen. Hierdoor kan immers
een gevaar op simulatie ontstaan waardoor de observaties een vertekend
beeld zouden kunnen geven, met alle gevaren van dien. Het belang van
de openbaarheid van deze documenten weegt dan ook niet op tegen de
hierboven omschreven belangen. Ook al sluit de Commissie niet uit dat
de weigering tot openbaarmaking terecht is, toch is ze van oordeel dat
nog onvoldoende in concreto gemotiveerd is waarom de openbaarmaking
van alle informatie in de betrokken bijlage een risico zou kunnen
opleveren voor de openbare orde, veiligheid en verdediging van het land.
De Commissie wenst op de merken dat op grond van artikel 4 van de wet
van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van
bestuurshandelingen eventueel bepaalde motivering in de beslissing zelf
achterwege kan blijven wanneer die motivering één van de belangen in
gevaar zou kunnen brengen die hierin worden vermeld. Aangezien het
hier gaat om uitzonderingen op een fundamenteel beginsel, moeten deze
uitzonderingen restrictief worden geïnterpreteerd en moet bovendien
                                                                       5

duidelijk worden gemaakt welke uitzondering op de formele
motiveringsplicht wordt ingeroepen. Wat de belangenafweging betreft
dient de Commissie op te merken dat ook deze niet voldoende concreet
is. Wel is het zo dat de persoonlijke belangen van de heer Jawad Ouchan
op zich niet meegenomen kunnen worden in het afwegingsproces zoals
dit geldt op grond van artikel 6, § 1 van de wet van 11 april 1994. De
afweging van het beschermde belang dient enkel plaats te vinden met
het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking.

Zelfs als bepaalde informatie onder een uitzonderingsgrond valt, dan nog
betekent dit niet dat de FOD Justitie het volledige bestuursdocument aan
de openbaarmaking kan onttrekken. Informatie uit het gevraagde
bestuursdocument die niet onder een uitzonderingsgrond valt, dient
immers vooralsnog openbaar te worden gemaakt. Uit niets blijkt dat de
FOD Justitie deze beoordeling heeft gemaakt.




Brussel, 27 maart 2017.




   F. SCHRAM                                            M. BAGUET
   secretaris                                           voorzitster