Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 5/9/2016
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 5 september 2016 ADVIES 2016-77 met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot een wachtlijst voor wat betreft werk voor gedetineerden (CTB/2016/74) 2 1. Een overzicht 1.1. Bij mail van 27 juni 2016 verzoekt de heer X door middel van een aanvraagformulier passieve openbaarheid om inzage van de wachtlijst voor wat betreft werk voor gedetineerden. Aangenomen mag worden dat het gaat om de wachtlijsten voor arbeid voor gedetineerden in de gevangenis van Beveren, waar de aanvrager verblijft. 1.2. Bij brief van 12 juli 2016 weigert de FOD Justitie de toegang tot de wachtlijsten voor arbeid voor gedetineerden in de gevangenis omdat de openbaarmaking ervan inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn medegedetineerden omdat men medegedetineerden onder druk zou kunnen zetten of chanteren. 1.3. Omdat de aanvrager het niet eens is met dit standpunt, richt hij bij brief van 28 juli 2016 een verzoek tot heroverweging tot de FOD Justitie. Bij brief van dezelfde dag vraagt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd om een advies. De Commissie ontvangt dit verzoek om advies op 8 augustus 2016. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van mening dat de aanvraag ontvankelijk is. De adviesaanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de FOD Justitie en het verzoek om advies aan de Commissie. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten 3 worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De FOD Justitie roept artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 in om de openbaarmaking te weigeren. De Commissie wenst erop te wijzen dat de ingeroepen uitzonderingsgrond een absolute uitzonderingsgrond is, wat inhoudt dat de openbaarmaking tot informatie die onder deze uitzonderingsgrond valt, moet worden geweigerd wanneer wordt vastgesteld dat de openbaarmaking schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer. In dit verband wenst de Commissie wel op te merken dat het onvoldoende is dat de informatie betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer, maar dat de openbaarmaking schade aan de persoonlijke levenssfeer toebrengt. De FOD Justitie voert in casu aan dat de openbaarmaking voor gevolg zou kunnen hebben dat medegedetineerden onder druk zouden kunnen worden gezet of gechanteerd. Het is weliswaar zo dat de naam van de verschillende personen door medegevangenen achterhaald kunnen worden, maar niet automatisch of ze al dan niet op een wachtlijst voor arbeid zijn opgenomen. In die zin is de keuze om al dan niet opgenomen te worden op de betrokken wachtlijst een keuze die vrij genomen moet kunnen worden en waarbij geen druk mag worden uitgeoefend. Het feit dat deze uitzonderingsgrond een absoluut karakter heeft, heeft voor gevolg dat er niet moet worden afgetoetst of eventueel geen algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking, primeert op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De motieven die door de aanvrager worden aangevoerd kunnen dan ook niet in overweging worden genomen door de FOD Justitie. De FOD Justitie dient te overwegen of eventueel de informatie ook niet moet worden geweigerd op grond van artikel 6, § 1, 2° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren wanneer zij vaststelt dat het belang dat gediend is met de openbaarmaking niet opweegt tegen de fundamentele rechten en vrijheden van de bestuurden. Ze moet dit inroepen echter in concreto motiveren. 4 Een weigeringsgrond voor de toegang tot een bestuursdocument moet steeds in concreto worden gemotiveerd. Dit betekent dat op grond van de betrokken informatie in het bestuursdocument zelf wordt aangetoond waarom de openbaarmaking moet worden geweigerd. Er is evenwel niet vereist dat deze motivering ‘persoonlijk’ zou moeten zijn zoals de aanvrager aanvoert. Brussel, 5 september 2016. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster