Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 1/12/2015
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 1 december 2015 ADVIES 2015-88 Over de weigering om toegang te verlenen tot documenten met betrekking tot een aanbestedingsdossier (CTB/2015/87) 2 1. Een overzicht Bij mail van 3 november 2015 vraagt de heer Christophe Meeussen aan een medewerker van de minister bevoegd voor Mobiliteit om met betrekking tot de toewijzing van een opdracht aan het kantoor Clifford Chance een kopie te ontvangen van: - een mogelijk document met daarin de motivering waarom er werd gewerkt met een onderhandelingsronde zonder bekendmaking; - de eventuele correspondentie naar andere bedrijven voor de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking; - eventuele andere documenten die wijzen op het feit dat er een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking heeft plaatsgevonden; - de eventuele gunningsbeslissing om samen te werken met het kantoor Clifford Chance; - de desbetreffende correspondentie tussen de minister en de voorzitter van de FOD Mobiliteit. Bij mail van 4 november 2015 laat de medewerker van de minister aan de heer Meeussen weten dat niet kan worden ingegaan op zijn vraag omdat de opgevraagde zaken terug te vinden zijn in e-mails en hun bijlagen die intern en vertrouwelijk zijn. Daarnaast is in verschillende documenten sprake van persoonlijke en financiële gegevens. Omdat hij het niet eens is met dit standpunt, dient hij bij mail van 4 november 2015 een verzoek tot heroverweging in bij de bevoegde minister. Bij mail van diezelfde dag vraagt hij de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. De aanvrager heeft immers voldaan aan de verplichting dat het verzoek tot heroverweging aan bevoegde minister en het verzoek om advies aan de Commissie tegelijkertijd moeten worden verstuurd zoals bepaald in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. De Commissie wenst evenwel op te merken dat de adviesaanvraag niet ontvankelijk is voor zover ze betrekking zou hebben 3 op milieu-informatie in de zin van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie, op grond waarvan een specifieke administratieve beroepsprocedure geldt. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer uitzonderingsgronden kan of moet worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De wet van 11 april 1994 is bovendien echter slechts van toepassing op bestaande documenten voor zover die in het bezit zijn van een federale administratieve overheid. Documenten uitgaande van het kabinet van de minister kunnen niet worden beschouwd als bestuursdocumenten. Wanneer dergelijke documenten evenwel in het bezit zijn van een federale overheidsdienst moeten deze wel als dusdanig worden beschouwd en vallen ze onder de toepassing van de wet van 11 april 1994. In elk geval kan niet als reden voor de weigering om toegang te verlenen worden ingeroepen dat de gevraagde documenten terug te vinden zijn in e-mails en hun bijlagen. Ook e-mails en hun bijlagen moeten immers worden beschouwd als bestuursdocumenten als ze in het bezit zijn van federale overheidsdiensten. Een bestuursdocument is immers “alle informatie, in welke vorm ook, waarover een administratieve overheid beschikt” (art. 1, tweede lid, 2° van de wet van 11 april 1994). Het feit dat deze e-mails worden geacht intern en vertrouwelijk te zijn, is niet afdoende om de toegang tot deze documenten te weigeren. Ook niet het feit dat er in verschillende documenten sprake is van persoonlijke en financiële gegevens. Deze argumenten zijn immers geen 4 uitzonderingsgronden die mogelijk zijn op grond van de wet van 11 april 1994. Bovendien ontbreekt enige concrete motivering. De Commissie wenst er verder op te wijzen dat wanneer de Minister van oordeel is dat een of meer uitzonderingsgronden van artikel 6, § 1 van de wet van 11 april 1994 van toepassing is, de weigering slechts mogelijk is dan na het uitvoeren van een belangenafweging tussen enerzijds het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking enerzijds en het door de wet beschermde belang anderzijds. In elk geval wenst de Commissie erop te wijzen dat het algemeen belang dat gediend is met de openbaarmaking zwaar weegt nu duidelijk is dat het verleende contract het voorwerp uitmaakt van debatten in samenleving en parlement. Persoonsgegevens worden ook niet zomaar beschermd maar enkel in de mate de openbaarmaking ervan moet worden beschouwd als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994). Ook in dit geval is een concrete motivering vereist, wat in casu niet het geval is. De Commissie wenst de minister attent op te maken op het feit dat de wet van 11 april 1994 bepaalt dat de beslissing wordt genomen door een federale administratieve overheid. Volgens de Raad van State betekent dit in principe dat de beslissing door de minister dient te worden genomen, behoudens uitdrukkelijke delegatie. De Commissie wenst de minister ook te wijzen op het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie aan de openbaarmaking kan worden onttrokken die onder een uitzonderingsgrond valt. Alle andere informatie dient wel degelijk openbaar te worden gemaakt. Brussel, 1 december 2015. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster