Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 28/9/2015
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 28 september 2015 ADVIES 2015-78 Over de weigering om een kopie van een klacht te verlenen (CTB/2015/77) 2 1. Een overzicht Bij mail van 18 augustus 2015 vraagt de heer Stefan Geluyckens, namens BVBA Warrens om een kopie van het integrale administratieve fiscale dossier van de BVBA Warrens. Bij proces-verbaal van 18 september 2015 worden de documenten in het fiscale dossier van de BVBA door de FOD Financiën bezorgd aan de aanvrager met uitzondering van de klacht om de privacy van de klachtindiener te garanderen. Omdat hij het niet eens is met dit standpunt, dient de heer Geluyckens bij brief van 24 september 2015 een verzoek tot heroverweging bij de FOD Financiën in met betrekking tot het niet verkrijgen van de klacht. Bij brief van dezelfde dag dient hij ook een verzoek om advies in bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. De aanvrager heeft immers voldaan aan de verplichting dat het verzoek tot heroverweging aan de FOD Financiën en het verzoek om advies aan de Commissie tegelijkertijd moeten worden verstuurd zoals bepaald in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer uitzonderingsgronden kan of moet worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten 3 worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De FOD Financiën roept artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 in om de openbaarmaking van de observatiefiche te weigeren. Dit artikel bepaalt dat een administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren wanneer ze vaststelt dat deze afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer. De Commissie wenst erop te wijzen dat een uitzonderingsgrond maar kan worden ingeroepen in de mate deze ook in concreto te motiveren en waarbij rekening wordt gehouden met de voorwaarden die verbonden zijn aan het inroepen van de uitzonderingsgrond in kwestie. Zo kan deze uitzonderingsgrond slechts worden ingeroepen wanneer in concreto wordt aangetoond dat door de openbaarmaking ervan schade zou kunnen worden toegebracht aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de in de klacht vermelde personen. Dit geldt niet enkel voor de eventuele namen van andere personen, maar ook voor alle informatie die kan leiden tot hun identificatie. Op dit vlak schiet de beslissing van de FOD Financiën te kort. De motivering mag evenwel zelf niet toelaten dat een afbreuk zou worden gedaan aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de klachtindiener. De Commissie wenst er de FOD Financiën op wijzen dat zij ook dient te onderzoeken of eventueel ook artikel 6, § 3, 2° op grond waarvan een federale administratieve overheid de openbaarmaking mag afwijzen in de mate dat de vraag een advies of een mening betreft die uit vrije wil en vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld. De Commissie wil wel beklemtonen dat deze uitzondering slechts kan worden ingeroepen ten aanzien van een advies of een mening en niet voor feiten. Bovendien kan ze maar worden ingeroepen voor zover het gaat om een advies of een mening gegeven werd zonder dat er enige juridische verplichting bestaat. Ten slotte kan ze maar worden ingeroepen wanneer de klachtindiener om de vertrouwelijkheid heeft verzocht. Brussel, 28 september 2015. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster