Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 7/9/2015
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 7 september 2015 ADVIES 2015-66 over de weigering om toegang te geven tot de documenten opgemaakt in het kader van een visumaanvraag (CTB/2015/64) 2 1. Een overzicht Bij mail van 2 juli 2015 verzoekt de heer X, die optreedt namens mevrouw Y, aan de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (consulaire post Manilla) om uitleg en mededeling in afschrift met betrekking tot de visumaanvraag van Y (MANILLA 52345 – DVZ 8001592). Hij wenst de kopie op elektronische wijze te verkrijgen. Bij mail van 15 juli 2015 laat de heer Jan Verbeeck, consul te Manila weten dat de aanvrager als een derde persoon wordt beschouwd, zodat geen informatie aan hem kan worden verstrekt. Bovendien wijst hij erop dat de beslissing over de visumaanvraag door de Dienst Vreemdelingenzaken is genomen. Bij mail van 3 augustus 2015 vraagt de heer X aan de consul te Manila opnieuw om een afschrift te verkrijgen van de tweede geweigerde visumaanvraag van mevrouw Y. Bij mail van 4 augustus 2015 ontvangt hij van de Belgische ambassade een ontvangstmelding. Bij mail van 12 en van 18 augustus 2015 herhaalt de heer X opnieuw zijn aanvraag. Dit is opnieuw het geval met de mail van 21 augustus 2015. Bij mail van 25 augustus 2015 dient hij wat hij noemt een verzoek tot heroverweging in. Tegelijkertijd dient hij een verzoek om advies in bij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat de adviesaanvraag ontvankelijk is ook al is het verzoek tot heroverweging eigenlijk ingediend op 3 augustus 2015 en er op dat ogenblik geen verzoek om advies aan de Commissie was gericht. Artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur stelt immers geen specifieke eisen aan een verzoek tot heroverweging, tenzij dat de aanvrager te kennen geeft dat hij moeilijkheden ondervindt om toegang te krijgen tot de gevraagde 3 documenten. De Commissie stelt evenwel vast dat binnen de termijn van dertig dagen te rekenen vanaf 3 augustus 2015 een nieuw verzoek tot heroverweging en een nieuw verzoek om advies werden ingediend. Hiermee is voldaan aan de vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging en van het verzoek om advies. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur huldigen principieel het recht van toegang tot alle bestuursdocumenten. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd wanneer het belang ontbreekt voor de toegang tot een document van persoonlijke aard en wanneer één of meer uitzonderingsgronden kan of moet worden ingeroepen die zich bevinden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Slechts uitzonderingsgronden die bij wet zijn opgelegd kunnen worden ingeroepen en bovendien geldt dat ze beperkend geïnterpreteerd moeten worden (Arbitragehof, arrest nr. 17/97 van 25 maart 1997, overweging B.2.1 en 2.2 en Arbitragehof, arrest nr. 150/2004 van 15 september 2004, overweging B.3.2). De FOD Buitenlandse Zaken weigert de aanvrager toegang omdat hij door haar als een derde moet worden beschouwd. Deze weigering is terecht wanneer de aanvrager bij deze aanvraag geen machtiging van mevrouw Y heeft toegevoegd of niet uitdrukkelijk hiernaar heeft verwezen. Het feit dat er een volmacht eerder werd verstrekt in het kader van een ander verzoek om toegang dat op een ander document over een andere procedure betrekking heeft, moet immers niet automatisch in rekening worden genomen. Voor zover de aanvrager wel degelijk de machtiging heeft toegevoegd of er uitdrukkelijk naar heeft verwezen, treedt hij in de plaats van mevrouw Y en kan de toegang om reden dat hij een derde is niet worden geweigerd. Aangezien de aanvrager nagelaten heeft de Commissie zijn oorspronkelijke aanvraag te bezorgen, kan zij niet zelf nagaan wat in concreto het geval is. 4 De Commissie wenst er ook op te wijzen dat het feit dat de beslissing over het weigeren van een visum werd genomen door de Dienst Vreemdelingenzaken van de FOD Binnenlandse Zaken, geen reden is om de aanvrager door te verwijzen naar deze dienst. Het is voldoende dat de FOD Buitenlandse Zaken in het bezit is van het gevraagde bestuursdocument opdat de aanvrager hierop zijn recht van toegang kan uitoefenen. Een doorverwijzing naar een andere dienst is volgens de wet slechts mogelijk wanneer de FOD Buitenlandse Zaken niet het gevraagde bestuursdocument in haar bezit zou hebben. De Commissie wenst te benadrukken dat het recht op uitleg over een bestuursdocument zich beperkt tot het weergeven van de inhoud van een bestuursdocument in een voor de aanvrager begrijpelijke taal. Het recht op uitleg sluit dus niet in dat een federale administratieve overheid zich zou moeten verantwoorden over de inhoud van een bestuursdocument of bijkomende argumenten zou moeten aanvoeren om de beslissing over de visumaanvraag te verantwoorden. De Commissie wenst er bovendien op te wijzen dat een gesprek over vertrouwelijke informatie via telefoon niet de nodige garanties biedt om de vertrouwelijkheid van de informatie te verzekeren en de identiteit van diegene die belt te bevestigen. 5 De Commissie wenst te benadrukken dat zelfs wanneer moet worden aanvaard dat de heer X namens mevrouw Y optreedt, hij slechts het vereiste belang heeft voor informatie die op haarzelf of rechtstreeks op haar situatie betrekking heeft en niet op informatie die over andere personen handelt of niet rechtstreeks op haar situatie heeft. De Commissie wenst er bovendien op te wijzen dat het beschikken over het vereiste belang automatisch leidt tot de openbaarmaking van het gevraagde document. De FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dient nog na te gaan of één of meer uitzonderingen moeten worden ingeroepen die de openbaarmaking van bepaalde informatie in de weg staat. Het inroepen ervan moet wel steeds in concreto en op pertinente wijze worden gemotiveerd. In het bijzonder denkt de Commissie aan de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren wanneer deze afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer van derde personen. Brussel, 7 september 2015. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster