Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 12/1/2015
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 12 januari 2015 ADVIES 2015-06 met betrekking tot de weigering om een convenant met betrekking tot de verlenging van de levensduur van een kerncentrale in Tihange (CTB/2015/2) 2 1. Een overzicht Bij mail van 19 december 2014 vraagt de heer Christophe Meeussen aan de Minister bevoegd voor Leefmilieu om een kopie te ontvangen van de convenant dat de vorige federale regering heeft afgesloten met de uitbater van de kerncentrale van Tihange over de verlenging van de levensduur van de centrale. Bij mail van 8 januari 2015 weigert de minister toegang te verlenen tot dit document “omdat het gevraagde document bedrijfsinformatie van vertrouwelijke aard omvat en betrekking heeft op het geheim van de beraadslagingen van de federale regering en van de verantwoordelijke overheden die afhangen van de federale uitvoerende macht en een federaal economisch belang betreft”. Omdat hij het niet eens is met dit standpunt dient de heer Meeussen bij mail van 8 januari 2015 een verzoek tot heroverweging in bij de Minister bevoegd voor Leefmilieu. Hij vraagt via mail diezelfde dag ook om een advies van de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van oordeel dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. Het verzoek tot heroverweging aan de bevoegde minister en het verzoek om advies aan de Commissie werden immers tegelijkertijd ingediend zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur voorschrijft. De Commissie moet evenwel opmerken dat deze ontvankelijkheid enkel betrekking heeft op informatie die niet als milieu-informatie kan worden gekwalificeerd in de zin van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag De Commissie wenst de minister in herinnering te brengen artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 uitgaan van de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten. Het recht van toegang kan 3 in casu slechts worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden vermeld in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 moeten of kunnen worden ingeroepen en dit inroepen op concrete en pertinente wijze wordt gemotiveerd. De Commissie stelt vast dat de redenen die de minister aanvoert om de openbaarmaking van de convenant te weigeren onvoldoende gemotiveerd zijn en zelfs foutief worden ingeroepen. In de eerste plaats verwijst de Minister naar artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren als ze vaststelt dat het belang dat gediend is met de openbaarheid niet opweegt tegen een federaal economisch of financieel belang, de munt of het openbaar krediet. Om deze uitzonderingsgrond te kunnen inroepen moet in concreto worden aangegeven welke informatie in de convenant van die aard is dat ze het federaal economisch belang zou kunnen aantasten. Dit is bovendien niet voldoende aangezien er nog een belangenafweging dient plaats te vinden. In casu zal de minister zich moeten realiseren dat er met betrekking tot de inhoud van dit document een zwaarwegend publiek gediend is met de openbaarmaking ervan en zeker zomaar niet terzijde kan worden geschoven. Daarnaast maakt de Minister ook melding van artikel 6, § 1, 7° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren als ze vaststelt dat het belang dat gediend is met de openbaarheid niet opweegt tegen het uit de aard van de zaak vertrouwelijk karakter van de ondernemings- en fabricagegegevens die aan de overheid zijn meegedeeld. Uit de formulering van deze uitzonderingsgrond blijkt dat niet alle ondernemings- en fabricagegegevens onder deze uitzonderingsgrond kunnen worden gebracht maar enkel deze die uit de aard van de zaak vertrouwelijk zijn. Bovendien gaat het enkel om dergelijke informatie die aan de overheid zijn meegedeeld. Verder kan deze uitzonderingsgrond maar worden ingeroepen dan na een belangenafweging. In casu zal de minister zich moeten realiseren dat er met betrekking tot de inhoud van dit document een zwaarwegend publiek gediend is met de openbaarmaking ervan zeker omdat de exploitant van Tihange een monopolie bezit inzake de opwerking van elektriciteit uit kernenergie, de risico’s die verbonden zijn aan het 4 gebruik van kernenergie in het licht van recente ontwikkeling en het aanwezige publieke debat over de aanwending van kernenergie voor de energievoorziening in België. Dit publieke belang kan dan ook zomaar niet terzijde worden geschoven. Verder verwijst de Minister in haar antwoord naar artikel 6, § 2, 3° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren als zij afbreuk doet aan het geheim van de beraadslagingen van de federale Regering en van de verantwoordelijke overheden die afhangen van de federale uitvoerende macht, of waarbij een federale overheid betrokken is. De Commissie wenst de Minister erop te wijzen dat deze uitzonderingsgrond enkel betrekking heeft op de bescherming van de individuele standpunten van leden van de regering of van hun administratie ten aanzien van een beleidsaspect en geen betrekking kan hebben op het resultaat van het beraadslagingsproces. De Commissie ziet niet in dat dergelijke individuele standpunten aanwezig kunnen zijn in de afgesloten convenant, zodat zij meent dat deze uitzonderingsgrond ten onrechte is ingeroepen om de openbaarmaking te weigeren. Ten slotte wenst te Commissie te wijze op het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie in een bestuursdocument aan de openbaarmaking kan worden onttrokken voor zover zij onder een uitzonderingsgrond valt. Alle informatie die niet onder een uitzonderingsgrond kan worden gebracht, moet dan ook openbaar worden gemaakt. Brussel, 12 januari 2015. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster