Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 2/6/2014
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 2 juni 2014 ADVIES 2014-52 met betrekking tot een weigering tot openbaarmaking van documenten over een fiscaal onderzoek (CTB/2014/43) 2 1. Een overzicht Bij brief van 20 maart 2014 verzocht de heer Frank Vandewalle, namens BVBA Brightboard en haar zaakvoerders om inzage te verlenen van het administratief dossier en hem hiervan eventueel een afschrift te bezorgen. Op 16 mei 2014 bekwam de heer Frank Vandewalle gedeeltelijke toegang tot het dossier, maar werd geweigerd om kennis te geven van het verzoekschrift strekkende tot het bekomen van een machtiging tot een fiscale huisvisitatie en de bijlagen bij dit verzoekschrift. De fiscale administratie oordeelde dat deze documenten interne documenten waren De heer Frank Vandewalle is het niet eens met deze weigeringsmotivering. Om die reden dient hij bij brief van 20 mei 2014 een verzoek tot heroverweging in bij de FOD Financiën en vraagt hij tegelijkertijd de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. Bij vergissing noteerde hij een foutief adres op het verzoek om advies. Bij aangetekende brief van 26 mei 2014 trekt hij de beide verzoeken in en dient zowel een nieuw verzoek tot heroverweging bij de FOD Financiën als een nieuw verzoek om advies bij de Commissie in. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is. Het verzoek tot heroverweging gericht aan de FOD Financiën en het verzoek om advies aan de Commissie zijn immers tegelijkertijd ingediend. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur gaan uit van de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten. De openbaarmaking kan slechts worden geweigerd op grond van beperkingen vermeld in de wet van 11 april 3 1994 en het inroepen ervan in concreto en op pertinente wijze kunnen worden gemotiveerd. De FOD Financiën roept in om weigering te motiveren dat de gevraagde documenten “interne documenten” zijn. De Commissie stelt vast dat “interne documenten” geen uitzonderingsgrond vormen in de wet van 11 april 1994 die toelaten om de toegang tot bepaalde bestuursdocumenten te weigeren. Bijgevolg is ze van mening dat deze weigeringsgrond ten onrechte werd ingeroepen. Dit neemt niet weg dat eventueel andere uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen om de openbaarmaking van de gevraagde bestuursdocumenten te weigeren. De Commissie wenst bijvoorbeeld te wijzen op de eventuele mogelijkheid om artikel 6, § 1, 5° van de wet van 11 april 1994 in te roepen. Dit bepaalt dat een administratieve overheid de openbaarheid moet weigeren wanneer zij vaststelt dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen het belang van de opsporing of vervolging van strafbare feiten. Het is wel onvoldoende te stellen dat het overleggen van de documenten een belemmering zou zijn voor de opsporing van bepaalde strafbare feiten opdat de weigering afdoende gemotiveerd zou zijn. Er dient ook een belangenafweging plaats te vinden. Daarover wenst te Commissie op te merken dat in casu de aanvrager slechts persoonlijke belangen inroept en geen algemeen belang dat ertoe zou kunnen leiden dat bij de belangenafweging voorrang zou moeten worden gegeven aan de openbaarmaking als het beschermde belang schade zou leiden. Het komt de FOD Financiën toe in concreto te motiveren of deze uitzonderingsgrond moet worden ingeroepen. De Commissie sluit ook niet uit dat de fiscale administratie een beroep kan doen op artikel 6, § 1, 6° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een administratieve overheid de openbaarheid moet weigeren wanneer het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen een federaal economisch of financieel belang, de munt of het openbaar krediet. De Commissie heeft steeds geoordeeld dat onder deze uitzonderingsgrond ook het fiscaal belang, m.a.w. het belang van de overheid om de rechtmatig verschuldigde belastingen te ontvangen, moet worden begrepen. Wanneer dus de fiscale administratie in concreto kan aantonen dat de openbaarmaking voor gevolg zou kunnen hebben 4 dat de aanvrager op grond van die informatie aan zijn plicht zou kunnen ontsnappen om zijn verschuldigde belastingen te betalen, dan kan de openbaarmaking worden geweigerd. Het is echter aan de fiscale administratie om die motivering te verstrekken. Ook moet de FOD Financiën nagaan of zij de openbaarmaking eventueel moet weigeren als bepaalde informatie in de gevraagde bestuursdocumenten betrekking heeft op derden en waarvan de openbaarmaking een afbreuk zou inhouden van de persoonlijke levenssfeer van die derden op grond van artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994. In dit geval moet de FOD Financiën wel aantonen dat de openbaarmaking de gevraagde informatie onder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer valt en dat de openbaarmaking hieraan afbreuk doet. De Commissie wenst nog de aandacht te vestigen op het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking. Op grond van het grondwettelijke principe kan slechts informatie niet openbaar worden gemaakt die onder een uitzonderingsgrond valt. Alle andere informatie moet wel degelijk openbaar worden gemaakt. Zo kan anonimisering van bepaalde informatie ervoor zorgen dat niet langer meer afbreuk wordt gedaan aan de persoonlijke levenssfeer zodat dit niet langer een reden vormt om informatie aan de openbaarmaking te onttrekken. De Commissie wenst er wel op te wijzen dat het soms hierbij niet voldoende is om namen te verwijderen, maar ook alle informatie die kan leiden tot identificatie van de betrokken personen. Brussel, 2 juni 2014. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster