Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 2/6/2014
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 2 juni 2014 ADVIES 2014-45 met betrekking tot een weigering tot openbaarmaking van verslagen van de Algemene Inspectie van de Federale en Lokale Politie (CTB/2014/35) 2 1. Een overzicht Bij brief van 13 augustus 2013 vraagt de heer Yves Delepeleire, namens de krant De Standaard, aan de Minister van Binnenlandse Zaken om de inspectieverslagen van de Algemene Inspectie van de federale en lokale politie over het optreden van de politiediensten bij de gedwongen repatriëringen van migranten zonder papieren, over de voorbije drie jaar. Bij brief van 12 september 2013 weigert de kabinetschef om op deze vraag in te gaan. Hij stelt dat tot op vandaag slechts één samenvattend inspectieverslag/jaarverslag met betrekking tot 2012 aan de minister werd gestuurd, maar nog niet aan het parlement werd overhandigd. Dit verslag kan dan ook nog niet publiek worden gemaakt op grond van artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994. Bovendien bevatten alle andere verslagen identiteitsgegevens, politionele informatie en vermelden al dan niet strafrechtelijke inbreuken, zodat het bekendmaking omwille van redenen van privacy en beroepsgeheim niet openbaar kunnen worden gemaakt. Tegen deze weigering dient de heer Delepeleire bij mail van 18 september 2013 een verzoek tot heroverweging in. Tegelijkertijd vraagt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. De Commissie sprak zich over deze adviesaanvraag uit in advies 2013-50. Bij brief van 20 februari 2014 dient Ann Devroe namens de N.V. Mediahuis, uitgever van De Standaard, namens haar hoofdredacteurs en de heer Delepeleire, redacteur bij die krant een nieuw aanvraag tot openbaarmaking in om toegang te krijgen tot de inspectieverslagen van de Algemene Inspectie van de federale en lokale politie over het optreden van de politiediensten bij gedwongen repatriëringen van migranten zonder papieren. De vraag werd echter niet langer beperkt tot de inspectieverslagen van de laatste 3 jaar. De aanvrager ontving op de aanvraag slechts een ontvangstbevestiging van 24 februari 2014. 3 Aangezien niet werd geantwoord binnen de door de wet van 11 april 1994 bepaalde termijn van dertig dagen om de beslissing ter kennis te brengen van de aanvrager is een stilzwijgende weigeringsbeslissing tot stand gekomen. Tegen deze stilzwijgende weigeringbeslissing heeft de aanvrager bij brief van 9 mei 2014 een verzoek tot heroverweging ingediend bij de minister van binnenlandse Zaken en tegelijkertijd de Commissie om een advies gevraagd. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van oordeel dat het verzoek om advies ontvankelijk is. Het verzoek tot heroverweging gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken en het verzoek om advies aan de Commissie zijn immers tegelijkertijd ingediend. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur gaan uit van de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten. De openbaarmaking kan slechts worden geweigerd op grond van beperkingen vermeld in de wet van 11 april 1994 en het inroepen ervan in concreto en op pertinente wijze kunnen worden gemotiveerd. De Commissie is van oordeel dat de afwezigheid van een beslissing van de Minister van Binnenlandse Zaken over het verzoek tot heroverweging ingediend op 18 september 2013 en van een beslissing over de nieuwe aanvraag van 20 februari 2014 over de vraag om toegang niet in overeenstemming is met wat burgers van behoorlijk bestuur kunnen verwachten. De Commissie wil er vooreerst op wijzen dat de vraag uitgaat van de pers die in een democratische rechtsstaat een bijzondere rol vervult. Daarom is ze van mening dat de aanvrager in principe het vereiste belang heeft om toegang te krijgen tot documenten van persoonlijke aard. Bijgevolg kan de openbaarmaking om die reden niet worden geweigerd. Dit moet wel steeds in concreto worden beoordeeld. Als wordt geoordeeld dat het vereiste belang aanwezig is, dan moet wel nog worden nagegaan of 4 eventueel bepaalde uitzonderingsgronden moeten of kunnen worden ingeroepen. Voor zover de minister er echter niet in slaagt om één of meer uitzonderingsgronden in te roepen en dit inroepen behoorlijk in concreto motiveert, is ze ertoe gehouden de gevraagde bestuursdocumenten openbaar te maken. Weliswaar dient de minister bijzondere aandacht te besteden aan het feit dat de gevraagde inspectierapporten informatie kunnen bevatten waarvan de openbaarmaking afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer. Daarbij wil de Commissie er wel op wijzen dat voor zover informatie betrekking heeft op leden van de politie de persoonlijke levenssfeer niet zomaar kan worden ingeroepen ten aanzien van handelingen die zij stellen in de uitoefening van hun beroep. Ook moet de minister nagaan of door de openbaarmaking geen inbreuk zou worden gepleegd aan het geheim van het opsporings- en gerechtelijk onderzoek zoals gegarandeerd door de artikelen 28 quinquies en 57 van het Wetboek van Strafvordering in combinatie met artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 en dat het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de opsporing en vervolging van strafbare feiten zoals voorzien in artikel 6, § 1, 5° van de wet van 11 april 1994. Brussel, 2 juni 2014. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster