Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 31/3/2014
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 31 maart 2014 ADVIES 2014-27 met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot een rapport van de CREG (CTB/2014/17) 2 1. Een overzicht Bij brief van 20 februari 2014 vraagt de heer Koen Kennis, namens Intermixt, aan de CREG om een afschrift van studie 1259 inzake de gasprijzen op de Belgische markt, gemaakt op grond van artikel 15/14 van de GASwet. Bij brief van 28 februari 2014 weigert de CREG toegang te verlenen tot het gevraagde document op grond van artikel 15/14, § 2, 2° en artikel 15/16ter, § 2 van de wet betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen. Bovendien wordt verwezen naar het beroepsgeheim waaraan de leden van de organen en de personeelsleden van de CREG zijn onderworpen. Omdat hij het niet eens is met dit standpunt dient de heer Kennis bij brief van 10 maart 2014 een verzoek tot heroverweging bij de CREG in. Diezelfde dag verzoekt hij ook de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag Artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalt dat het verzoek tot heroverweging aan de betrokken federale administratieve overheid en het verzoek om advies aan de Commissie tegelijkertijd moeten worden ingediend. Zowel het verzoek tot heroverweging en het verzoek om advies werden op 10 maart 2014 ingediend. De Commissie is dan ook van mening dat voldaan is aan de vereiste van de gelijktijdigheid die artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 oplegt en de adviesaanvraag bijgevolg ontvankelijk is. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 gaan uit van de principiële openbaarmaking van alle bestuursdocumenten. Uitzonderingen op dit principe kunnen maar worden ingeroepen dan op grond van één of meer uitzonderingsgronden aanwezig in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en voor zover dit inroepen in concreto en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. 3 De Commissie stelt vast dat de CREG de openbaarmaking weigert op grond van artikel 15/14, § 2, 2° en artikel 15/16ter, § 2 van de wet betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen. De Commissie dient echter vooreerst op te merken dat artikel 15/16ter, § 2 van voormelde wet niet bestaat en dat de CREC eigenlijk artikel 15/16, § 2 op het oog had. Zowel artikel 15/14, § 2, 2° en artikel 15/16, § 2 van de wet betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen kan echter slechts worden ingeroepen in combinatie met artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994. Deze bepaalt dat een administratieve overheid een vraag tot openbaarmaking moet weigeren als zij vaststelt dat de openbaarmaking afbreuk doet aan een bij wet ingestelde geheimhoudingsbepaling. Aangezien deze bepaling echter een uitzondering is op een grondwettelijk beginsel moet ze eng worden geïnterpreteerd en moet rekening worden gehouden met het doel dat de wetgever met de geheimhoudingsbepaling op het oog had. Artikel 15/14, § 2, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen bepaalt het volgende: “De Commissie is belast met een raadgevende taak ten behoeve van de overheid inzake de organisatie en werking van de (aardgasmarkt), enerzijds, en met een taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende wetten en reglementen, anderzijds. Te dien einde zal de Commissie : 1° gemotiveerde adviezen geven en voorstellen voorleggen in de gevallen bepaald door deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan; 2° op eigen initiatief of op verzoek van de minister of van een gewestregering onderzoeken en studies uitvoeren in verband met de gasmarkt. In het kader hiervan waakt de commissie over het vrijwaren van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of persoonsgegevens en onthoudt zij zich ervan deze openbaar te maken.” Uit deze bepaling blijkt dat de commissie enkel ertoe gehouden is om de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of persoonsgegevens moet vrijwaren en zij deze niet openbaar mag maken. In combinatie met artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur dat bepaalt dat een 4 administratieve overheid de openbaarheid moet weigeren wanneer zij vaststelt dat deze inbreuk zou maken op een bij wet bepaalde geheimhoudingsbepaling geldt dat de CREG enkel deze gegevens niet mag openbaar maken en zij niet dient over te gaan tot een belangenafweging die normaal voor dergelijke informatie vereist. De CREG moet wel duidelijk maken dat de studie wel degelijk commercieel gevoelige gegevens bevat, want voor andere commerciële informatie geldt deze geheimhoudingsplicht immers niet. Artikel 15/15, § 2 van de wet van 12 april 1965 bepaalt daarnaast het volgende: “Artikel 26, § 2, van de wet van 29 april 1999 is van toepassing op de gegevens die zijn verkregen bij de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 15/14, § 2.” Artikel 26, § 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt bepaalt het volgende: “De leden van de organen en de personeelsleden van de commissie zijn gebonden door het beroepsgeheim; zij mogen de vertrouwelijke gegevens en/of de gegevens met een persoonlijk karakter die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de commissie, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen en onverminderd § 3 en de uitwisseling van informatie met de reguleringsinstanties voor elektriciteit en voor gas van de gewesten en van andere lidstaten van de Europese Unie. Elke overtreding van het eerste lid wordt gestraft met de straffen bepaald door artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van het eerste boek van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing. Ook uit deze bepaling valt af te leiden dat de geheimhoudingsverplichting die is opgelegd in combinatie met artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994 enkel slaat op vertrouwelijke gegevens en niet op alle gegevens. De Commissie moet dan ook besluiten dat de CREG enkel het gevraagde rapport kan geheim houden voor zover het rapport vertrouwelijke commercieel gevoelige gegevens of persoonsgegevens bevat en zij aantoont dat de betrokken gegevens effectief dit specifieke karakter vertonen. 5 Voor zover niet alle gegevens dit vertrouwelijke gevoelige karakter vertonen, moet evenwel toepassing worden gemaakt van artikel 6, § 5 van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan de informatie die niet moet worden geheim gehouden, openbaar moet worden gemaakt. Brussel, 31 maart 2014. F. SCHRAM M. BAGUET secretaris voorzitster