Table des matières

Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis

Advies 50

Met betrekking tot de toegang tot de inspectieverslagen van de Algemene Inspectie van de federale en lokale politie over het optreden van de politiediensten bij de gedwongen repatriëringen van migranten zonder papieren

Date: 30/9/2013

Transposition

Commissie voor de toegang tot en het
hergebruik van bestuursdocumenten

      Afdeling openbaarheid van bestuur




                   30 september 2013




                 ADVIES 2013-50

         met betrekking tot de toegang tot de
inspectieverslagen van de Algemene Inspectie van de
  federale en lokale politie over het optreden van de
 politiediensten bij de gedwongen repatriëringen van
              migranten zonder papieren
                     (CTB/2013/86)
                                                                       2

       1. Een overzicht

Bij brief van 13 augustus 2013 vraagt de heer X aan de Minister van
Binnenlandse Zaken om de inspectieverslagen van de Algemene
Inspectie van de federale en lokale politie over het optreden van de
politiediensten bij de gedwongen repatriëringen van migranten zonder
papieren, over de voorbije drie jaar.

Bij brief van 12 september 2013 weigert de kabinetschef om op deze
vraag in te gaan. Hij stelt dat tot op vandaag slechts één samenvattend
inspectieverslag/jaarverslag met betrekking tot 2012 aan de minister
werd gestuurd, maar nog niet aan het parlement werd overhandigd. Dit
verslag kan dan ook nog niet publiek worden gemaakt op grond van
artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994. Bovendien bevatten alle
andere verslagen identiteitsgegevens, politionele informatie en
vermelden al dan niet strafrechtelijke inbreuken, zodat het
bekendmaking omwille van redenen van privacy en beroepsgeheim niet
openbaar kunnen worden gemaakt.

Tegen deze weigering dient de heer X bij mail van 18 september 2013
een verzoek tot heroverweging in. Tegelijkertijd vraagt hij de Commissie
voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling
openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies.

       2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag

De Commissie stelt vast dat het verzoek om advies ontvankelijk is. De
aanvrager heeft immers voldaan aan de wettelijke vereiste van artikel 8,
§ 2 van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan het verzoek tot
heroverweging en het verzoek om advies tegelijkertijd moeten worden
ingediend.

       3. De gegrondheid van de adviesaanvraag

3.1.      M.b.t. het samenvattend inspectieverslag

De Commissie stelt vast de Minister van Binnenlandse Zaken slechts één
uitzonderingsgrond inroept om het openbaar maken van het
samenvattend inspectieverslag met betrekking tot het jaar 2012 te
weigeren, namelijk dat het document nog niet is overgemaakt aan het
                                                                          3

parlement en dat het om die reden moet worden beschouwd als een niet
afgewerkt document.

Artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994 vereist de cumulatieve
toepassing van de voorwaarden die het bevat, namelijk wanneer het een
bestuursdocument betreft waarvan de openbaarmaking, om reden dat het
document niet af of onvolledig is, tot misvatting aanleiding kan geven.

Het is in de mate waarin de Minister concreet aangeeft dat zij niet in het
bezit is van het rapport zelf, maar van een effectief niet afgewerkt of
onvolledige versie van het rapport en, om die reden mogelijk aanleiding
geeft tot misvatting, dat de uitzondering van artikel 6, § 3, 1° van de wet
van 29 april 1994 kan worden ingeroepen. Dit is niet voldoende gebeurd
in de brief die de Minister aan de aanvrager heeft verstuurd.

In elk geval, de Commissie houdt eraan erop te wijzen dat een weigering
om toegang te verlenen tot het rapport 2012 op grond van deze enkele
uitzondering niet kan worden ingeroepen zonder beperking in de tijd.

3.2 M.b.t. de individuele rapporten

Wat de individuele rapporten betreft, weigert de Minister de toegang op
grond van “redenen van privacy en beroepsgeheim”. De Commissie
wenst erop te wijzen dat deze motivering niet afdoende is om de
openbaarmaking van deze documenten te weigeren.

In de eerste plaats had de Minister moeten onderzoeken of het vereiste
belang aanwezig is om toegang te krijgen tot bestuursdocumenten die
gezien hun inhoud als documenten van persoonlijke aard moeten
worden beschouwd. Een document van persoonlijke aard is volgens
artikel 1, tweede lid, 3° een “bestuursdocument dat een beoordeling of
een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of gemakkelijk
identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag
waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan
berokkenen”. In principe is het belang dat vereist is om toegang te
krijgen tot dergelijke bestuursdocumenten het belang dat vereist is om
een annulatieberoep in te stellen bij de Raad van State. De Commissie
heeft echter geoordeeld dat dat belang ook aanwezig is wanneer de
aanvrager een journalist heeft. De persvrijheid heeft immers een
bijzondere plaats gekregen in artikel 25 van de Grondwet.
                                                                        4



Het hebben van het vereiste belang betekent echter nog niet dat toegang
tot alle informatie kan worden gekregen. Er moet immers nog worden
nagegaan of er bepaalde uitzonderingsgronden moeten of kunnen
worden ingeroepen.

Artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 verplicht een
administratieve overheid om informatie in een bestuursdocument te
weigeren wanneer de openbaarmaking van het bestuursdocument
afbreuk doet aan de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken persoon
met de inzage, de uitleg of de mededeling in afschrift heeft ingestemd.
Deze uitzonderingsgrond kan niet automatisch worden ingeroepen: er
moet immers in concreto worden nagegaan of de openbaarmaking
schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer. Bovendien kan het
inroepen van deze uitzonderingsgrond in twee gevallen niet
plaatsvinden, namelijk wanneer anonimisering mogelijk is of wanneer de
betrokkene zelf toestemming tot de openbaarmaking geeft.

Verder wordt verwezen naar een niet nader bepaald beroepsgeheim. Er
wordt helemaal niet duidelijk gemaakt welk beroepsgeheim door de
openbaarmaking in het gedrang zou worden gebracht in samenhang met
artikel 6, § 2, 2° van de wet van 11 april 1994, dat stelt dat een
administratieve overheid de openbaarheid moet weigeren wanneer zij
vaststelt dat afbreuk wordt gedaan aan een bij wet ingestelde
geheimhoudingsbepaling. Niet enkel moet vaststaan dat bepaalde
informatie onder een beroepsgeheim valt, bovendien moet rekening
worden gehouden met de omvang van een eventueel beroepsgeheim.

De Commissie sluit niet uit dat eventueel nog andere
uitzonderingsgronden kunnen of moeten worden ingeroepen, maar dit
kan slechts voor zover het inroepen ervan behoorlijk en in concreto
plaatsvindt. Zo wil de Commissie wijzen op de uitzonderingsgrond in
artikel 6, § 1, 5° van de wet van 11 april 1994 op grond waarvan een
administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren wanneer ze
heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen
de bescherming van de opsporing of vervolging van strafbare feiten.
                                                                     5

3.3 Het principe van de gedeeltelijke openbaarmaking

Ten slotte wil de Commissie nog wijzen op het principe van de
gedeeltelijke openbaarmaking op grond waarvan slechts informatie die
onder een uitzonderingsgrond valt aan de openbaarmaking kan worden
onttrokken. Alle andere informatie in de gevraagde bestuursdocumenten
dient vooralsnog te worden openbaar gemaakt.




Brussel, 30 september 2013.




   F. SCHRAM                                           M. BAGUET
   secretaris                                          voorzitster