Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 14/1/2013
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 januari 2013 ADVIES 2013-4 met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot een penitentiair dossier (CTB/2012/106) 2 1. Een overzicht Bij formulier van 8 april 2012 vraagt de heer X aan de directie van het Penitentiair complex Brugge om een kopie van zijn penitentiair dossier. De toegang werd geweigerd op 16 april 2012 omdat de aanvraag te vaag werd geacht. Bij formulier van 9 augustus 2012 vraagt de heer X opnieuw toegang tot zijn penitentiair dossier via inzage. De toegang wordt hem opnieuw geweigerd en er wordt gesteld dat hij nader dient te omschrijven welke verslagen hij wenst. Bij formulier van 4 september 2012 vraagt de heer X opnieuw toegang tot zijn volledige dossier. Op 5 september 2012 wordt hem de toegang opnieuw geweigerd met vermelding dat de aanvraag onvoldoende precies is. De heer X blijkt een nieuw verzoek te hebben ingediend op 10 september 2012. Ook dit verzoek werd geweigerd, ditmaal door de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen van de FOD Justitie bij brief van 1 oktober 2012 op grond van artikel 6, § 3, 4° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. Omdat hij het niet eens is met dit standpunt, dient de heer Stijn Leliaert, namens de heer X bij brief van 17 december 2012 een verzoek tot heroverweging in. Tegelijkertijd verzoekt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat het verzoek om advies ontvankelijk is aangezien het tegelijkertijd met het verzoek tot heroverweging is ingediend, zoals artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en het verzoek om advies tegelijkertijd voorschrijft. 3 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag De Commissie is het niet eens met het standpunt van de FOD Justitie dat de aanvraag moet worden afgewezen op grond van artikel 6, § 3, 4° van de wet van 11 april 1994, omdat de aanvraag kennelijk te vaag geformuleerd is. Het is immers niet vereist dat de aanvrager precies aanduidt tot welke bestuursdocumenten hij toegang wenst. Het is voldoende dat de aanvrager duidelijk de betrokken aangelegenheid vermeldt. Het is voldoende dat een ambtenaar die voldoende vertrouwd is met de materie weet waarover het gaat. De aanvrager wenst zonder meer toegang tot zijn administratief dossier bij de gevangenis. In de mate de betrokkene toegang wenst tot zijn penitentiair dossier dient opgemerkt dat dit niet slaat op de stukken die direct verband houden met de procedure van de voorlopige invrijheidsstelling. Dit neemt niet weg dat de toegang tot bepaalde bestuursdocumenten kan of moet worden geweigerd omwille van andere uitzonderingsgronden in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 of omwille van het ontbreken van een belang voor documenten van persoonlijke aard voor zover die informatie op derden betrekking heeft. Kunnen of moeten uitzonderingsgronden worden ingeroepen, dan moet het inroepen ervan in elk geval in concreto en op pertinente wijze worden gemotiveerd. Voor zover hieraan niet wordt voldaan, moeten de gevraagde documenten openbaar worden gemaakt. Bovendien wenst de Commissie in herinnering te brengen dat slechts informatie die niet kan worden openbaar gemaakt omwille van een uitzonderingsgrond aan de openbaarmaking kan worden onttrokken. Alle andere informatie moet wel degelijk worden openbaar gemaakt. Brussel, 14 januari 2013. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter