Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 14/5/2012
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 mei 2012 ADVIES 2012-31 met betrekking tot de toegang tot interne auditrapporten van de Federale Politie (CTB/2012/26) 2 1. Een overzicht Bij mail van 19 april 2012 vraagt de heer X aan de Federale Politie om “een digitale kopie (bijvoorbeeld in pdf-vorm) van de bestuurdocumenten ‘interne auditrapporten’ opgemaakt bij, door of in opdracht van de dienst interne audit van de Federale Politie, en dit tussen de periode 2005 en vandaag.” Diezelfde dag nog ontvangt hij via mail een ontvangstbevestiging en de melding dat de vraag naar de betrokken diensten zal worden doorgestuurd. Per mail laat de Federale Politie weten dat zij de toegang tot de gevraagde documenten weigert omdat in de auditrapporten hoofdzakelijk bedrijfsprocessen en/of interne werkprocessen van diensten worden geanalyseerd en aanbevelingen worden geformuleerd waarbij vaak de rol en verantwoordelijkheden van individuele actoren van naderbij worden belicht. Zodoende verwerven de rapporten een persoonlijk karakter waarvoor vereist wordt dat de verzoeker van een belang doet blijken. Aan deze voorwaarde wordt de aanvrager geacht niet voldaan te hebben. Bovendien wordt de uitzonderingsgrond van artikel 6, § 1, 4° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur ingeroepen op grond waarvan een federale administratieve overheid de openbaarmaking moet weigeren als zij vaststelt dat het belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder doorweegt dan het belang van de bescherming van de openbare orde en de veiligheid van het land omdat ze rechtstreeks de organisatie en de operaties van de federale politie aanbelangen. Omdat hij het niet eens is met dat standpunt, dient de heer X bij mail van 27 april 2012 een verzoek tot heroverweging in bij de Federale Politie. Hij verzoekt tegelijkertijd bij mail de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om een advies. 2. De ontvankelijkheid van de aanvraag De Commissie stelt vast dat voldaan is aan de wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging aan de Federale 3 Politie en het verzoek om advies aan de Commissie. De Commissie is bijgevolg van mening dat het verzoek om advies ontvankelijk is. 3. De gegrondheid van de aanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur gaan uit van het principe van de openbaarheid van alle bestuursdocumenten. Beperkingen op dat principe kunnen gelden voor zover een uitzonderingsgrond moet of kan worden ingeroepen die bij wet is bepaald en voor zover dat inroepen in concreto en op pertinente wijze wordt gemotiveerd. De Commissie stelt vast dat de aanvrager niet duidelijk maakt dat hij het vereiste belang heeft om toegang te krijgen tot die auditverslagen die als documenten van persoonlijke aard kunnen worden gekwalificeerd. Een document van persoonlijke aard is volgens artikel 1, tweede lid, 3° van de wet van 11 april 1994 een “bestuursdocument dat een beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan berokkenen.” Aangezien beperkingen op het grondwettelijk recht restrictief moeten worden geïnterpreteerd, is de Commissie van mening dat de belangvereiste enkel geldt ten aanzien van dergelijke informatie en niet voor andere informatie in een bestuursdocument waarin een beoordeling of een waardeoordeel aanwezig is van een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan berokkenen. De Federale Politie kan bijgevolg de toegang enkel weigeren op grond van het niet aantonen van het vereiste belang voor deze specifieke informatie. De weigering kan omwille van het niet aantonen van een belang kan bijgevolg net worden ingeroepen voor informatie over een natuurlijke persoon die niet als een waardeoordeel, een beoordeling of een gedragsbeschrijving kan worden gekwalificeerd. Verder roept de Federale Politie in dat de informatie betrekking heeft op de organisatie en de operaties van de federale politie en dat om die reden de openbaarheid van de auditrapporten niet opweegt tegen de bescherming van de openbare orde en de veiligheid van het land. De Commissie meent echter dat deze motivering niet voldoet om de 4 uitzonderingsgrond in artikel 6, § 1, 4° van de wet van 11 april 1994 in te roepen. De Federale Politie beroept zich immers op een stijlformule. Er moet echter in concreto worden aangetoond dat de openbaarmaking van welbepaalde informatie nadelig is voor de openbare orde en de veiligheid van het land. Bovendien is niet zomaar uit te sluiten dat zelfs indien er schade zou kunnen worden toegebracht door de openbaarmaking van bepaalde informatie, er geen publiek belang is gediend met de openbaarmaking dat bovendien zwaarder doorweegt. Ook dat kan enkel maar blijken uit de motivering in concreto. Ook wanneer uitzonderingsgronden op grond van artikel 4 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen niet moeten worden gemotiveerd, bijvoorbeeld omdat de motivering de uitwendige veiligheid van de Staat in het gedrang kan brengen, moet tenminste duidelijk worden gemaakt dat in dit geval één of meer uitzonderingsgronden van de wet van 29 juli 1991 van toepassing zijn. De Commissie wenst er de Federale Politie op te wijzen dat zij eventueel de toegang tot bepaalde informatie in een auditrapport moet weigeren wanneer zou blijken dat de openbaarmaking ervan inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer. De openbaarmaking van informatie over personen houdt echter niet automatisch een inbreuk in op voor hun persoonlijke levenssfeer. Het is slechts als dat wel het geval is en voor zover dit in concreto en op pertinente wijze gemotiveerd wordt dat de openbaarmaking moet worden geweigerd. Ten slotte wenst de Commissie te wijzen op de gedeeltelijke openbaarmaking. Op grond hiervan kan enkel die informatie die onder een uitzonderingsgrond valt aan de openbaarmaking worden onttrokken. Alle andere informatie moet dus worden openbaar gemaakt. Brussel, 14 mei 2012. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter