Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 19/3/2012
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 19 maart 2012 ADVIES 2012-24 met betrekking tot de weigering om een afschrift te verstrekken van de deontologische code van de federale regering (CTB/2012/18) 2 1. Een overzicht Bij brief van 1 februari 2012 vraagt de heer Ben Weyts aan de Kanselarij van de Eerste Minister om inzage in de ‘omzendbrief ministeriële deontologie’ zoals uitgevaardigd door de Eerste Minister, de heer Elio Di Rupo, bij de start van zijn regering. Hij beroept zich daarbij zowel op het parlementair inzage- en controlerecht als op de openbaarheid van bestuur. Omdat hij geen reactie ontvangt op zijn vraag binnen de door de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalde termijn dient de heer Ben Weyts, bij brief van 5 maart 2012 een verzoek tot heroverweging in bij de Kanselarij van de Eerste Minister. Hij zendt een kopie van de initiële aanvraag en een kopie van het verzoek tot heroverweging aan de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, maar verzoekt de Commissie daarbij niet om een advies. Het secretariaat van de Commissie heeft daarop contact opgenomen met de heer Weyts, die stelt dat het inderdaad om een vergetelheid gaat en dat een nieuw verzoek tot heroverweging en een verzoek om advies tegelijkertijd zal worden ingediend. Het verzoek om advies werd de Commissie op 8 maart 2012 via e-mail bezorgd met in bijlage een nieuw verzoek tot heroverweging van dezelfde datum. 2. De ontvankelijkheid van de aanvraag De Commissie stelt vast dat voldaan is aan de wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging gericht aan de administratieve overheid en het verzoek om advies aan de Commissie, zoals bepaald in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994. De Commissie wenst te benadrukken dat zij enkel bevoegd is om adviezen te verstrekken in het kader van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten, en in dat laatste geval enkel voor specifiek aan de federale overheid toegewezen materies wat het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap betreft. Zij kan zich dus niet uitspreken over het parlementair inzage- en controlerecht waarop de aanvrager zich eveneens beroept. 3 3. De gegrondheid van de aanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur gaan uit van de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten. Het begrip bestuursdocument heeft betrekking op “alle informatie, in welke vorm ook, waarover een administratieve overheid beschikt”. Het is voldoende dat een administratieve overheid over een document beschikt, opdat het als een bestuursdocument moet worden gekwalificeerd. De inhoud van de informatie is dus geen bepalend criterium om informatie al dan niet als een bestuursdocument te kwalificeren. Omdat het recht van toegang tot bestuursdocumenten aan iedereen zonder onderscheid toekomt, staat het feit dat de aanvrager een parlementair is, er niet aan in de weg dat hij een beroep kan doen op de wet van 11 april 1994. Om dezelfde reden kan een federaal volksvertegenwoordiger daarbij geen bijzondere rechten laten gelden. Het toekennen van een specifiek recht van toegang dat ruimer is dan het recht dat aan iedereen toekomt, vergt immers een aanpassing van de Grondwet (advies van de Raad van State over het voorstel van wet, ingediend door de heer G. Bourgeois en mevr. F. Brepoels, betreffende de uitoefening van het parlementair mandaat en de mededelingsplicht van de regering, Parl. St. Kamer 1999 – 2000, nr. 0711/002). Voor zover de Eerste Minister dan ook geen uitzonderingsgrond kan of moet inroepen op grond van artikel 6 van de wet van 11 april 1994 en het inroepen ook in concreto en op pertinente wijze kan motiveren, is hij ertoe gehouden het gevraagde bestuursdocument openbaar te maken. De Commissie ziet echter geen grond om één of meer uitzonderingsgronden in te roepen. Brussel, 19 maart 2012. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter