Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 10/12/2012
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 10 december 2012 ADVIES 2012-106 met betrekking tot de weigering om toegang te verlenen tot documenten in het bezit van de Inspectie van Financiën (CTB/2012/100) 2 1. Een overzicht Naar aanleiding van het advies 2012-97 van 12 november 2012 verzoekt de heer Pierre Reynders, inspecteur-generaal van financiën en korpschef van het Interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën, bij brief van 27 november 2012 de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om nadere toelichting over volgende twee aspecten: - “In tegenstelling tot hetgeen in uw advies op blz. 2 (punt 1 “Een overzicht”) wordt vermeld, stelt de heer X in zijn mail van 29 oktober 2012 waarnaar u verwijst in uw advies, dat hij ermede instemt dat de uitgebrachte adviezen dienen gevraagd te worden aan de bevoegde minister en dat hij instemt met mijn antwoord van 26 oktober 2012 op zijn tweede vraag.” - “Met toch enige verbazing lees ik in uw advies (blz. 10) dat “andere documenten”, dan de adviezen, die de inspectie van financiën heeft ontvangen zowel kunnen worden opgevraagd bij de Inspectie van financiën als bij de federale overheidsdienst die de documenten heeft verstrekt. Immers, een dossier wordt in principe samen met het uitgebrachte advies teruggestuurd naar de betrokken administratie. Ik wijs er op dat alleen al voor de federale overheid jaarlijks meer dan 15.000 adviezen worden uitgebracht. Het heeft geen zin om telkens van elk dossier een fotokopie te maken. Zo is het dossier dat door de heer X werd opgevraagd en dat dateert van 2008, uiteraard niet meer in het bezit van de Inspectie van financiën. Bovendien zijn de federale inspecteurs van financiën gehuisvest in de lokalen van de betrokken federale overheidsdienst. Het is dus evenmin zo dat de Korpschef een kopie van alle dossiers in zijn bezit zou hebben. In het kader van de evolutie naar het “elektronisch dossier” zullen in de toekomst wellicht meer en meer sommige relevante onderdelen van een dossier worden bijgehouden, doch het is 3 geenszins de bedoeling om telkens het volledig “elektronisch dossier” te registreren bij de Inspectie van financiën. Tenslotte wordt er tevens op gewezen dat een dossier, dat meestal een beleidsvoorbereidend document is, na het uitbrengen van het advies door de betrokken overheidsdienst nog ingrijpend kan worden gewijzigd.” 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat het verzoek om advies ontvankelijk is aangezien het verzoek om advies op grond van artikel 8, § 3 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur door een federale administratieve overheid werd ingediend. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Wat het eerste aspect betreft was de Commissie niet op de hoogte van de mail aan de Korpschef van maandag 29 oktober 2012. Bovendien houdt de Commissie geen rekening met het feit of de aanvrager al dan niet instemt met een voorstel van een federale administratieve overheid. De Commissie gaat na of de doorverwijzing die de Inspectie van Financiën heeft voorgesteld wel in overeenstemming is met de wet van 11 april 1994. In principe kan een federale administratie slechts reageren op een verzoek tot heroverweging, nadat de Commissie haar advies heeft uitgebracht. De Commissie heeft dan ook nagegaan of documenten die federale administratieve overheden bezorgen aan de Inspectie van Financiën, onder het specifieke regime vallen dat geldt voor adviezen van de Inspectie van Financiën. Ze besloot in haar advies 2012-97 dat dit niet het geval is en dat deze bestuursdocumenten bijgevolg onder het normale regime vallen zoals dat in de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur is uitgewerkt. Het spreekt voor zich dat deze documenten slechts onder de toepassing van de wet vallen voor zover deze documenten in het bezit zijn van de inspectie van financiën. De wet van 11 april 1994 legt immers geen bewaarplicht op. Voor zover de gevraagde documenten niet in het bezit van de Inspectie van Financiën zijn, bepaalt artikel 5, tweede lid van de wet van 11 april 1994 4 het volgende: “Wanneer de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift is gericht tot een federale administratieve overheid die het bestuursdocument niet onder zich heeft, stelt deze de verzoeker daarvan onverwijld in kennis en deelt hem de benaming en het adres mede van de administratieve overheid die naar haar informatie het document onder zich heeft.” De Commissie wenst er wel op te wijzen dat het voor de openbaarheid van bestuur niet relevant is dat na het uitbrengen van het advies een voorstel door de betrokken overheidsdienst nog ingrijpend kan worden gewijzigd. Hierop kan eventueel worden gewezen in de beslissing die over het verzoek om toegang wordt genomen. Brussel, 10 december 2012. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter