Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 8/8/2011
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 8 augustus 2011 ADVIES 2011-304 over de weigering om toegang te verlenen tot documenten met betrekking tot een bevorderingsprocedure (CTB/2011/305) 2 1. Een overzicht Bij brief van 28 maart 2011 vraagt de heer X, adjunct-kanselarijdirecteur bij de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, aan de heer Dirk Achten, voorzitter van het Directiecomité van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, om een aantal verbeteringen aan te brengen in het verslag van het Directiecomité van 6 september 2010. Bovendien vraagt hij om volgende documenten in verband met de beoordeling van zijn kandidatuur voor een bevorderingsambt toegestuurd te krijgen: - de “individuele fiches”, die zijn opgemaakt “per kandidaat, per criterium, bevattende de evaluatie-elementen, ten behoeve van de leden van het directiecomité met het oog op de vergelijking van de kandidaten”; - het “vergelijkend rooster” dat de inlichtingen van de individuele fiches per kandidaat en per criterium samenbrengt; - het document waarin het “gewogen gemiddelde” is opgenomen; - de onderdelen van de verslagen waarin de betrokken beraadslagingen van het Directiecomité zijn opgenomen; - de wettelijke titels of certificaten met betrekking tot de kennis van het Nederlands waarover de betrokken leden van het Directiecomité die tot de Franse taalrol behoren, beschikken. Bij brief van 23 mei 2011 weigert de voorzitter van het Directiecomité van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de toegang tot de gevraagde documenten. In de mate de vraag betrekking heeft op de individuele fiches en het vergelijkend rooster merkt de voorzitter op dat de elementen die in deze documenten zijn vermeld afkomstig zijn uit documenten waarvan de aanvrager reeds in het bezit is (beoordelingsverslagen, postinspectieverslagen, processen-verbaal van eerdere vergaderingen van het Directiecomité). Bovendien gaat het volgens hem om documenten die niet af of onvolledig zijn en bij vrijgave aanleiding kunnen geven tot misvatting (artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur). Voor zover de vraag betrekking heeft op de individuele fiches en het vergelijkend rooster waarin de andere kandidaten worden besproken zou de openbaarmaking volgens de voorzitter bovendien afbreuk doen aan de persoonlijke levenssfeer van 3 de betrokken ambtenaren (artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994). Wat de gevraagde verbeteringen betreft, verwijst de voorzitter naar de antwoorden terzake opgenomen in een brief van 8 februari 2011 die hij aan de heer X heeft gestuurd. Voor de overige aspecten verwijst de voorzitter van het Directiecomité naar de antwoorden die in de brief van 8 februari 2011 zijn opgenomen alsook naar de opvolging die door het Directiecomité wordt gegeven aan het door de aanvrager ingediende bezwaarschrift in het kader van de lopende bevorderingsprocedure. Bij brief van 28 juli 2011 verzoekt de heer X de voorzitter van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn weigeringsbeslissing te heroverwegen. Tegelijkertijd vraagt hij de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, om in deze zaak een advies uit te brengen. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie is van mening dat de adviesaanvraag ontvankelijk is. In de eerste plaats is voldaan aan het vereiste van de gelijktijdigheid van het verzoek tot heroverweging en het verzoek om advies. Bovendien heeft de aanvrager het vereiste belang niet enkel met betrekking tot de documenten die op hemzelf betrekking hebben, maar ook tot de documenten betreffende de andere kandidaten en de leden van het Directiecomité, en dit omdat hij zelf kandidaat is voor de bevordering. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 7, eerste lid, van de wet van 11 april 1994 bepaalt onder meer: “Wanneer een persoon aantoont dat een bestuursdocument van een federale administratieve overheid onjuiste of onvolledige gegevens bevat die hem betreffen, is die overheid ertoe gehouden de nodige verbeteringen aan te brengen zonder dat het de betrokkene iets kost.” Uit die bepaling blijkt een verplichting voor de overheid. De Commissie is van oordeel dat de voorzitter van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, door wat de vraag tot verbetering betreft louter te verwijzen “naar mijn eerder aan u gerichte antwoorden terzake (zie mijn schrijven d.d. 8 februari 2011”, niet echt inhoudelijk reageert op de vraag. Net zoals dat het geval is voor 4 de toegang tot een bestuursdocument, moet de weigering om een bestuursdocument te corrigeren worden gemotiveerd in concreto. Wat de vraag om toegang tot de in de brief van 28 maart 2011 vermelde bestuursdocumenten betreft gaat de voorzitter slechts in op de vraag om toegang tot de individuele fiches en het vergelijkend rooster. Voor de andere documenten zal in concreto moeten worden gemotiveerd waarom op de vraag om toegang niet wordt ingegaan. Voor zover de voorzitter geen uitzonderingsgronden kan of moet inroepen die in artikel 6 van de wet van 11 april 1994 zijn opgenomen, is hij ertoe gehouden deze bestuursdocumenten openbaar te maken. Het uitgangspunt is immers dat alle bestuursdocumenten openbaar zijn, zoals blijkt uit artikel 32 van de Grondwet. Wat de vraag om toegang tot de individuele fiches en het vergelijkend rooster betreft roept de voorzitter artikel 6, § 3, 1° van de wet van 11 april 1994 in op grond waarvan een federale administratieve overheid een vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument mag afwijzen in de mate de vraag een bestuursdocument betreft waarvan de openbaarmaking, om reden dat het document niet af of onvolledig is, tot misvatting aanleiding kan geven. De Commissie wenst erop te wijzen dat deze uitzonderingsgrond slechts kan worden ingeroepen wanneer aan volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan en deze in concreto worden gemotiveerd. In de eerste plaats geldt deze uitzonderingsgrond slechts voor een document dat niet af is of onvolledig is. Het is niet omdat een document eventueel nog wordt aangevuld dat het automatisch als een onaf of onvolledig document kan worden beschouwd. Het is niet onaf of onvolledig wanneer het in hoofde van de maker van het document een definitieve status heeft bereikt. De voorzitter toont niet aan of dit al of niet het geval is. Bovendien kan deze uitzonderingsgrond slechts worden aangewend wanneer in concreto wordt aangetoond waarom de openbaarmaking tot misvatting kan leiden. Verder moet de Commissie erop wijzen dat deze uitzonderingsgrond een facultatief karakter heeft, waardoor een federale administratieve overheid niet verplicht is deze uitzonderingsgrond in te roepen. Gelet op de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten op grond van artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 is dan ook een ruimere motivering vereist om de openbaarmaking van de gevraagde bestuursdocumenten op deze grond te weigeren. De Commissie is daarom van mening dat het inroepen van de 5 uitzonderingsgrond onvoldoende is gemotiveerd; om deze uitzonderingsgrond rechtsgeldig te kunnen inroepen, is verdere motivering vereist. Voor zover de individuele fiches en het vergelijkend rooster betrekking hebben op de andere kandidaten, erkent de Commissie dat de openbaarmaking van bepaalde informatie een inbreuk kan vormen op de persoonlijke levenssfeer van deze kandidaten en om die reden kan de openbaarmaking ervan op grond van artikel 6, § 2, 1° van de wet van 11 april 1994 worden geweigerd, doch slechts voor zover dat in concreto en op pertinente wijze wordt gemotiveerd. Een dergelijke motivering ontbreekt evenwel. Bovendien wenst de Commissie erop te wijzen dat informatie die betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer van de andere kandidaten, maar waarvan niet wordt aangetoond dat ze effectief afbreuk doet aan hun persoonlijke levenssfeer, vooralsnog openbaar moet worden gemaakt. De Commissie is bijgevolg van oordeel dat de door de voorzitter van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ingeroepen elementen niet volstaan om de gevraagde verbeteringen te weigeren en om geen toegang te verlenen tot de gevraagde bestuursdocumenten. Brussel, 8 augustus 2011. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter