Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 14/12/2009
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 december 2009 ADVIES 2009-89 over de weigering om toegang te geven tot de omzendbrief ministeriële deontologie (CTB/2009/92) 2 1. Een overzicht overzicht Bij brief van 7 oktober 2009 vroeg dhr. Jan Jambon aan de Eerste Minister om inzage in de omzendbrief “Ministeriële deontologie”. De toegang tot dit document werd geweigerd bij brief van 9 november 2009 omdat de gevraagde documenten een reeks interne afspraken over de werking van en in de regering bevat en de omzendbrief geen betrekking heeft op de algemene beleidvoering noch op enig concrete besluitvorming. Bovendien wordt hem de toegang geweigerd omdat de aanvrager toegang vraagt in zijn hoedanigheid van federaal volksvertegenwoordiger. Dhr. Jambon diende op 13 november 2009 een verzoek tot heroverweging in bij de Eerste Minister en richtte op diezelfde dag een verzoek om advies aan de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur (hierna: de Commissie). Het secretariaat van de Commissie ontving de adviesaanvraag per brief op 18 november 2009. Bij brief van 17 november werden aan de Commissie een aantal ontbrekende documenten bezorgd. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag De Commissie stelt vast dat het verzoek tot heroverweging en het verzoek om advies gelijktijdig werden ingediend, zodat aan de wettelijke vereiste van de gelijktijdigheid, is voldaan. De adviesaanvraag is bijgevolg ontvankelijk. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur gaan uit van de principiële openbaarheid van alle bestuursdocumenten. Het begrip bestuursdocument heeft betrekking op “alle informatie, in welke vorm ook, waarover een administratieve overheid beschikt”. Het is voldoende dat een administratieve overheid over een document beschikt, opdat het als een bestuursdocument moet worden gekwalificeerd. De inhoud van de informatie is dus geen bepalend criterium om informatie al dan niet als een bestuursdocument te kwalificeren. De Commissie is dan ook van mening dat de toegang tot het gevraagde bestuursdocument ten onrechte op deze grond werd geweigerd. 3 Evenmin volgt de Commissie het standpunt van de Eerste Minister dat het feit dat de aanvrager een volksvertegenwoordiger is, in de weg staat dat hij een beroep zou kunnen doen op het recht van toegang tot bestuursdocumenten zoals gegarandeerd door de wet van 11 april 1994. Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 kennen immers een recht van toegang tot bestuursdocumenten aan eenieder toe zonder onderscheid. Dus ook een federaal volksvertegenwoordiger kan gebruik maken van deze wet om toegang te krijgen tot een bestuursdocument, maar hij kan daarbij geen bijzondere rechten laten gelden. Het toekennen van een specifiek recht van toegang dat ruimer is dan het recht dat aan iedereen toekomt, vergt immers een aanpassing van de Grondwet (advies van de Raad van State over het voorstel van wet, ingediend door de heer G. Bourgeois en mevr. F. Brepoels, betreffende de uitoefening van het parlementair mandaat en de mededelingsplicht van de regering, Parl. St. Kamer 1999 – 2000, nr. 0711/002). Voor zover de Eerste Minister dan ook geen uitzonderingsgrond kan of moet inroepen op grond van artikel 6 van de wet van 11 april 1994, is hij ertoe gehouden het gevraagde bestuursdocument openbaar te maken. Brussel, 14 december 2009. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter