Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 14/9/2009
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 september 2009 ADVIES 2009-62 over de weigering om toegang te geven tot de deontologische code van de federale regering (CTB/2009/67) 2 1. Een overzicht Bij brief van 13 augustus 2009 verzoekt de heer Ben Weyts voor een derde maal om een advies van de Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van bestuur, hierna Commissie genoemd, met betrekking tot zijn herhaalde vraag tot inzage in de “omzendbrief ministeriële deontologie”, zoals uitgevaardigd door de heer eerste minister, Herman Van Rompuy, bij de start van zijn regering. Uit de brief van de heer Weyts van 24 april 2009 blijkt dat hij al herhaalde malen om toegang heeft verzocht tot de ‘omzendbrief ministeriële deontologie’ zoals uitgevaardigd door de eerste minister, Herman Van Rompuy, bij de start van zijn regering. Hij heeft hierbij beroep gedaan op zijn parlementair controlerecht en op de wetgeving openbaarheid van bestuur. Volgende feitelijke gegevens zijn de Commissie gekend: - op 14 januari 2009 vroeg dhr. Weyts aan de Kanselarij van de Eerste Minister om een kopie te ontvangen van het document; - bij brief van 16 februari 2009 werd hem die toegang geweigerd zonder enige vorm van motivering door mevrouw F. Audag- Dechamps, directeur-generaal. - Bij brief van 23 februari 2009 vroeg dhr. Weyts aan de Eerste Minister zelf om een kopie van het document te ontvangen. - Bij brief van 5 maart 2009 werd hem de toegang geweigerd op grond van volgend argument “het gaat om een reeks interne afspraken over de werking van en in de regering, die volledig losstaat van algemene beleidvoering of concrete besluitvorming”. Om die reden werd geoordeeld dat die circulaire geen bestuursdocument is in de zin van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur. - In reactie op een interpellatie in de Commissie voor Binnenlandse Zaken, de algemene zaken en het openbaar ambt van woensdag 22 april 2009 herhaalt de Eerste Minister zijn interpretatie van het begrip “bestuursdocument”. - Bij brief van 24 april 2009 vroeg dhr. Weyts om een advies aan de Commissie (zaak CTB/2009/40). De Commissie oordeelde dat de aanvraag niet ontvankelijk was omdat niet tegelijkertijd met de vraag om advies een verzoek tot heroverweging was ingediend. 3 - Bij brief van 15 juni 2009 diende dhr. Weyts een nieuw verzoek om advies in bij de Commissie (CTB/2009/48). Opnieuw oordeelde de Commissie om dezelfde reden dat het verzoek niet ontvankelijk was. - Bij brief van 13 augustus 2009 diende dhr. Weyts opnieuw een verzoek om advies in bij de Commissie (CTB/2009/67). Deze keer was het verzoek om advies vergezeld van een kopie van het verzoek tot heroverweging aan de Eerste Minister. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag Artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur bepaalt dat de aanvrager tegen de weigering om toegang tot een bestuursdocument te geven een verzoek tot heroverweging kan indienen bij de federale administratieve overheid waarbij hij oorspronkelijk zijn verzoek om toegang had ingeleid. Hij moet dan echter wel tegelijkertijd een verzoek tot heroverweging indienen bij de Commissie voor de toegang tot bestuursdocumenten. De gelijktijdigheid van beide verzoeken is dus een voorwaarde van ontvankelijkheid. Het niet respecteren van die voorwaarde kan enkel worden hersteld, als de niet gelijktijdige verzoeken worden ingetrokken binnen de termijn, waarbinnen een federale administratieve overheid een beslissing kan nemen over het verzoek tot heroverweging en vooralsnog geen beslissing heeft genomen. De Commissie wenst er de aanvrager op te wijzen dat elke vorm van reactie door de aanvrager op een weigeringsbeslissing als een verzoek tot heroverweging moet worden beschouwd. Er is immers door de wet van 11 april 1994 niet vereist dat de aanvrager uitdrukkelijk vermeldt dat het om een verzoek tot heroverweging gaat. Elke vorm van reactie op het feit dat niet werd voldaan aan een verzoek om toegang tot een bestuursdocument is als een verzoek tot heroverweging te kwalificeren en bijgevolg moet op dat moment ook een verzoek om advies bij de Commissie worden ingediend. Uit de briefwisseling blijkt dat de aanvrager al verschillende keren zijn vraag om toegang opnieuw heeft ingediend, zodat zijn eigenlijke verzoek tot heroverweging toen al door een gebrek was aangetast. Bovendien is er een weigeringsbeslissing over het oorspronkelijke verzoek tot heroverweging tot stand gekomen. Dit heeft automatisch voor gevolg dat de Commissie geen enkele bevoegdheid meer heeft in deze zaak. Het verzoek om advies is immers 4 verbonden met een verzoek tot heroverweging dat rechtsgeldig is ingediend. De Commissie kan bijgevolg opnieuw niet anders dat vaststellen dat de aanvraag niet ontvankelijk is. De Commissie is van mening dat in deze zaak elke vorm van beroep tegen de beslissing van 16 februari 2009 uitgaande van de Kanselarij van de Eerste Minister Minister in antwoord op de initiële vraag van 14 januari 2009, is uitgeput. Weliswaar oordeelt de Commissie dat aan het grondrecht inzake toegang tot bestuursdocumenten te zeer zou worden uitgehold indien wordt aangenomen dat, ook na verloop van tijd, een aanvrager geen nieuwe aanvraag meer zou kunnen indienen met betrekking tot eenzelfde bestuursdocument waarvan de toegang hem eerder geweigerd werd. De openbaarheidswetgeving houdt immers een tijdsgebonden oordeel in, zodat een aanvrager na verloop van een bepaalde tijd opnieuw een vraag om toegang tot bestuursdocumenten, waarvan hij eerder de toegang had gevraagd, kan indienen. Daarbij moet wel de procedure voorzien in de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur opnieuw volledig worden doorlopen. Of er te dezen reeds voldoende tijd is verlopen moet in de eerste plaats worden beoordeeld en uitgemaakt door de Kanselarij van de Eerste Minister. Tegen de eventuele beslissing over deze nieuwe vraag om toegang of bij afwezigheid van een antwoord binnen de termijn van dertig dagen kan de aanvrager vervolgens een verzoek tot heroverweging aan de Kanselarij indienen en tegelijkertijd een verzoek om advies aan de Commissie. Brussel, 14 september 2009. F. SCHRAM J. LUST secretaris plaatsvervangend voorzitter