Cadas > Cada fédérale > Publicité de l'administration > Avis
Date: 20/4/2009
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 20 april 2009 ADVIES 2009-28 over de toegang tot een fiscaal dossier (CTB/2009/34) 2 1. Een overzicht Op 16 januari 2009 vraagt dhr. X namens zijn cliënten Y en Z om inzage in hun fiscaal dossier. Die aanvraag wordt geweigerd op grond van artikel 6, § 1, 5° van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur: het dossier bevindt zich in de opsporingsfase waaruit strafbare feiten blijken; het belang van de openbaarheid van de inlichtingen weegt niet op tegen het belang van de bescherming van de opsporing of vervolging van de strafbare feiten. 2. De ontvankelijkheid van de adviesaanvraag adviesaanvraag De adviesaanvraag werd tegelijkertijd ingediend met het verzoek tot heroverweging zodat aan de wettelijke voorwaarde van de gelijktijdigheid zoals die is gesteld in artikel 8, § 2 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid, werd voldaan. Er kan evenmin aan worden getwijfeld dat de aanvrager het vereiste belang heeft om toegang te krijgen tot sommige van de gevraagde bestuursdocumenten die als een document van persoonlijke aard moeten worden gekwalificeerd. Er is echter slechts sprake van een document van persoonlijke aard als het een “bestuursdocument [betreft] dat een beoordeling of een waardeoordeel bevat van een met naam genoemd of gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon of de beschrijving van een gedrag waarvan het ruchtbaar maken aan die persoon kennelijk nadeel kan berokkenen”. 3. De gegrondheid van de adviesaanvraag Artikel 32 van de Grondwet en de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur gaan uit van de principiële openbaarheid van elk bestuursdocument. De toegang tot bestuursdocumenten kan slechts worden geweigerd op grond van de uitzonderingsgronden die in artikel 6, §§ 1, 2 en 3 zijn opgenomen. In casu roept de fiscale administratie artikel 6, § 1, 5° in op grond waarvan een federale of niet-federale, administratieve overheid de vraag om inzage, uitleg of mededeling in afschrift van een bestuursdocument afwijst, wanneer zij heeft vastgesteld dat het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen de bescherming van de opsporing of vervolging van strafbare feiten. Het inroepen van een uitzonderingsgrond kan echter evenwel wanneer in concreto en op pertinente wijze wordt aangetoond dat de bescherming van de opsporing 3 of vervolging van strafbare feiten in het gedrang zou komen en bovendien dat het belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen het beschermde belang. Ook al sluit de Commissie niet uit dat in casu de ingeroepen uitzonderingsgrond terecht werd aangewend, toch is ze van oordeel dat ze niet afdoende werd gemotiveerd. De fiscale administratie moet met concrete elementen uit de gevraagde bestuursdocumenten aantonen dat het openbaar maken van die informatie schade zou toebrengen aan de opsporing van strafbare feiten, wat niet is gebeurd. Uit de rechtspraak van de Raad van State blijkt immers dat een administratieve overheid niet kan volstaan met algemene stijlformules om de openbaarmaking te weigeren. De Commissie wenst er bovendien op te wijzen dat aangezien de openbaarheid het principe is, uitzonderingsgronden slechts restrictief kunnen worden geïnterpreteerd en dat informatie die niet onder een uitzonderingsgrond valt toch openbaar moet worden gemaakt. Brussel, 20 april 2009. F. SCHRAM J. BAERT secretaris voorzitter