Table des matières

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 7

Over de gedeeltelijke weigering om toegang te geven tot documenten m.b.t. het illegaal transport van tropisch hout

Date: 27/6/2016

Transposition

 Federale Beroepscommissie voor de
   toegang tot milieu-informatie




                       27 juni 2016




               BESLISSING nr. 2016-7

 over de gedeeltelijke weigering om toegang te geven tot
documenten m.b.t. het illegaal transport van tropisch hout

                      (FBC/2013/10)

GREENPEACE/FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE
           VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
                                                                       2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 9 oktober 2013 vraagt de heer X, namens Greenpeace,
aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu om toegang tot volgende documenten:
- alle beschikbare informatie waarop de FOD Leefmilieu zich heeft
gebaseerd om het hout dat op 24 april 2013 werd geleverd door de MV
Chopin in Antwerpen afkomstig uit de Democratische Republiek Congo
met het merkteken “BBC” van de Bakri Bois Corporation in beslag te
nemen en weer vrij te geven;
- alle correspondentie (brief en mail) met andere bevoegde Belgische
overheidsdepartementen en -instanties (waaronder de douane) met
betrekking tot het hout in kwestie;
- alle correspondentie (brief en mail) met de bevoegde
overheidsdepartementen en –instanties in DRC met betrekking tot het
hout in kwestie;
- alle correspondentie (brief en mail) met de bevoegde
overheidsdepartementen en –instanties in andere Europese lidstaten met
betrekking tot het hout in kwestie;
- alle correspondentie (brief en mail) over het hout in kwestie met de
betrokken bedrijven;
- een verslag van de bijeenkomst van de EUTR competente autoriteiten
van de EU-lidstaten op 24 september 2013.

1.2 Bij mail van 7 november 2013 weigert de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu gedeeltelijk de
openbaarmaking van de gevraagde informatie.

Ze meldt dat zij slechts een deel van de gevraagde documenten kan
bezorgen: sommige bijlagen van de verzoenden e-mails konden niet
worden doorgegeven en sommige tekstfragmenten werden geschrapt,
omdat ze als informatie wordt beschouwd die onvoltooid is of die niet af
is en waarvan de openbaarmaking aanleiding kan geven tot misvatting.
De behandeling van deze klacht is namelijk nog steeds lopende in andere
lidstaten van de Europese Unie. Dit maakt dat bepaalde documenten of
delen van documenten aanleiding zouden kunnen geven tot misvatting
als ze nu openbaar gemaakt worden. Verdere informatie zal kunnen
worden bekomen zodra het dossier afgerond zal zijn. Deze beslissing
werd genomen na het afwegen van de belangen: het algemeen belang dat
is gediend met de openbaarmaking van deze informatie weegt niet op
                                                                       3

tegen het specifieke belang dat is gediend met de weigering om het
openbaar te maken.
Ook werden de gegevens van de betrokken bedrijven geschrapt en wordt
geweigerd de commerciële informatie te verspreiden, omdat ze als
vertrouwelijke informatie wordt beschouwd overeenkomstig artikel 27, §
1, 7° van de wet van 5 augustus 2006. Ook hier geldt dat het algemeen
belang dat is gediend met de openbaarmaking van deze informatie niet
opweegt tegen het belang van het behoud van de vertrouwelijkheid,
omdat het verspreiden van deze informatie de concurrentiële situatie van
de betrokken bedrijven in gevaar zou kunnen brengen.

Verder geeft de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen
en Leefmilieu aan dat volgende informatie niet bestaat: correspondentie
met de bevoegde overheidsdepartementen en -instanties in DRC met
betrekking tot het hout in kwestie in het bezit van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, alle
correspondentie (brief en mail) over het hout in kwestie met de
betrokken bedrijven en het Verslag van de bijeenkomst van de EUTR
competente autoriteiten van de EU-lidstaten op 24 september 2013 voor
zover de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu dit verslag nog niet heeft ontvangen.

1.3 Bij mail van 18 november 2013 dient de heer X namens Greenpeace
een beroep in tegen deze gedeeltelijke weigeringsbeslissing van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu bij de
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie,
hierna Commissie genoemd.

1.4 Via mail heeft het secretariaat van de Commissie aan de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
gevraagd om haar de gevraagde documenten te bezorgen en eventueel in
haar nota haar standpunt verder toe te lichten.

1.5 Bij mail van 2 december 2013 ontvangt de Commissie van de FOD
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de
gevraagde documenten, nadat zij op vrijdag 29 november 2013 ook een
nota had gekregen waarin de situatie kort werd toegelicht.

1.6 Op haar zitting van 2 december 2013 beslist de Commissie dat het
beroep ontvankelijk, maar niet gegrond is. Ze is immers van oordeel dat
                                                                       4

de informatie die het voorwerp uitmaakt van het beroep hoofdzakelijk
beperkt is tot namen van bedrijven, instellingen en personen. Deze
kunnen niet als milieu-informatie worden beschouwd.

1.7 In het arrest nr. 234.269 van 25 maart 2016 heeft de Raad van State
op verzoek van vzw Greenpeace Belgium geoordeeld dat de
weigeringsbeslissing ondeugdelijk was gemotiveerd. Het arrest stelt dat
noch uit de bestreden beslissing, noch uit de stukken van het
administratief dossier blijkt dat de Commissie bij het nemen van haar
beslissing een voldoende afweging heeft gemaakt van de relevantie van
de identiteit vn de bij de zaak betrokken instanties, personen en
ondernemingen voor de in het geding zijnde milieubelangen, in het
bijzonder het belang van de traceerbaarheid van illegaal gekapt en in de
handel gebracht hout.

1.8 Nadat na de vernieuwing van de Commissie bij koninklijk besluit van
14 maart 2016 voldoende leden de eed hebben afgelegd om opnieuw
beslissingen te nemen, verzoekt de secretaris van de Commissie bij mail
van 10 mei 2016 aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
Voedselketen en Leefmilieu om de documenten zonder weglating van
enige informatie.

1.9 Omdat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu op het moment van de vergadering van de Commissie niet
was ingegaan op de vraag om haar de betrokken documenten te
bezorgen, beslist de Commissie op haar vergadering van 23 mei 2016 de
vraag van 10 mei 2016 formeel te herhalen in een tussenbeslissing.

1.10 Bij mail van 25 mei 2016 bevestigt de FOD Volksgezondheid de
ontvangst van de mail van de secretaris van de Commissie van 10 mei
2016.

1.11 Bij mail van 20 juni 2016 ontvangt de Commissie een kopie van de
oorspronkelijke documenten van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid
van de Voedselketen en een standpunt. De FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu voert aan dat de
vertrouwelijkheid voorrang heeft op de verspreiding van de gevraagde
milieu-informatie.
                                                                                   5

       « alle correspondentie (brief en mail) met de bevoegde
    overheidsdepartementen en –instanties in DRC met betrekking tot het hout
    in kwestie” ;
L’exception visée à l’article 27, §1er, 3° (caractère confidentiel des relations
fédérales internationales de la Belgique) s’applique. Des relations de confiance
sont nécessaires avec la RDC pour avancer de manière globale dans l’amélioration
de la gouvernance forestière qui est un intérêt public majeur et particulièrement,
dans la mise en œuvre de la convention internationale CITES et dans les activités
belges de coopération au développement). Nous pouvons craindre que la
divulgation de cette partie de ce dossier rompe l’actuel dialogue avec la RDC que
la Belgique a en matière de gouvernance forestière et dès lors, qu’elle porte
préjudice par ricochet à l’ensemble de nos travaux avec la RDC sur la thématique.
Il convient en outre de préciser que l’affaire du wengé concernée a également fait
l’objet de réunions bilatérale entre la RDC et la Belgique, mais sans rapport écrit
disponible actant les résultats de la réunion ; que dès lors, divulguer uniquement
les informations écrites serait dommageable à la compréhension du dossier.
      « alle correspondentie (brief en mail) met de bevoegde
    overheidsdepartementen en –instanties in andere Europese lidstaten met
    betrekking tot het hout in kwestie”;
L’exception visée à l’article 27, §1er, 3° (caractère confidentiel des relations
fédérales internationales de la Belgique) s’applique. Nous pouvons craindre que
la divulgation de cette correspondance puisse porter préjudice à la coopération
entre la Belgique et les Etats‐Membres de l’UE concernés, et créer des dissensions
avec ces pays qui ont clairement indiqué par écrit leur opposition à cette
divulgation. La coopération entre la Belgique et ces Etats‐Membres est nécessaire
pour la bonne mise en œuvre du Règlement, afin de suivre les flux de
marchandises à travers l’Europe et identifier les opérateurs qui en sont
responsables.
L’exception visée à l’article 27, §1er, 5° s’applique en outre pour la correspondance
avec l’Allemagne puisqu’une procédure judiciaire pour ce dossier, référencée 13 K
2037/15, est actuellement en cours auprès de Verwaltungsgericht Köln,
Appellhofplatz, 50667 Köln.
      De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
verwijst daarbij naar adviezen van de bevoegde Italiaanse en Duitse bevoegde
autoriteiten. De Italiaanse correspondent meent dat op grond van het Italiaans
recht geen informatie over private ondernemingen kan openbaar worden
gemaakt en dat alle informatie over deze zaak vertrouwelijk is. Volgens de Duitse
correspondent kan de naam en het adres van de operatoren niet openbaar
worden gemaakt. Er is hierover evenwel een rechtszaak hangende bij het
Verwaltungsricht Köln met als referentienummer 13 K 2037/15 waarbij
Greenpeace geen betrokken partij is.

Concernant :
      “een verslag van de bijeenkomst van de EUTR competente autoriteiten
    van de EU‐lidstaten op 24 september 2013”, ce rapport n’est pas en notre
                                                                            6

    possession et nous ne pouvons donc pas vous le fournir. Nous renvoyons le
    requérant auprès de la Commission européenne qui pourra transmettre ce
    rapport.
      “alle correspondentie (brief en mail) met andere bevoegde Belgische
    overheidsdepartementen en –instanties (waaronder de douane) met
    betrekking tot het hout in kwestie”, conformément aux contacts pris avec
    les douanes, ceux-ci considèrent que la demande d’accès ne peut pas être
    honorée pour les arguments suivants :

    Wat er voor de Beroepscommissie moet geargumenteerd worden is
    dat deze namen niet mogen worden medegedeeld aan derden,
    waaronder Greenpeace.

    1. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
    Leefmilieu kan aan de Federale Beroepscommissie enkel gegevens
    overmaken die in haar bezit zijn. Wat betreft de gegevens die AADA
    moet overmaken aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
    voedselketen en Leefmilieu in het kader van de Verordening
    995/2010        tot   vaststelling   van     de verplichtingen  van
    marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen,
    heeft de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke
    Levenssfeer (CBPL) een beraadslaging uitgebracht die nauwkeurig
    beschrijft welke gegevens aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid
    van de voedselketen en Leefmilieu moeten worden medegedeeld.
    Deze beraadslaging is FO 12/2014 van 24 april 2014 en stelt in punt
    I.3: 3. Om dit doel te kunnen bereiken, moet de aanvrager ieder
    semester kunnen beschikken over een bestand met de lijst van de
    producten uit bijlage 1 van het EUHV (met de douanecode) die in
    België op de markt werden gebracht gedurende een bepaalde
    periode (bijv. van 01/01/2013 tot 31/12/2013). Deze lijst bevat de
    hiernavolgende gegevens:
    - land van herkomst;
    - naam en adres van de expediteur/exporteur;
    - naam en adres van de ontvanger;
    - de kwantiteit (en waarde in Euro);
    - aangegeven houtsoort.

    2. De wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het
    publiek tot milieu-informatie is de omzetting van de Richtlijn 2003/4
    en regelt de toegang tot milieu-informatie van burgers. Milieu-
    informatie moet medegedeeld worden op vraag van een (organisatie
    van) burgers, met dien verstande dat alleen de informatie waarvoor
    de bevraagde overheid bevoegd is, wordt medegedeeld. Er werd
    door de vzw Greenpeace geen milieu-informatie gevraagd van de
    AADA. Bijgevolg kan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de
    voedselketen     en     Leefmilieu   enkel    die   informatie    van
    AADA doorgeven die ze heeft verkregen onder Vo 995/2010, en
    binnen de beperkingen van beraadslaging FO 12/2014.

    3. Bovendien bepaalt artikel 320, §§ 2 en 3 van de Algemene Wet
    inzake Douane en Accijnzen het volgende:
                                                                        7

   § 2. De ambtenaren der douane en accijnzen oefenen hun ambt uit
   wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, aan
   de administraties van de Gemeenschappen en de Gewesten van de
   Belgische Staat, aan de parketten en de griffies van de hoven, van
   de rechtbanken en van alle rechtsmachten en aan de openbare
   instellingen, inlichtingen verstrekken. De inlichtingen worden aan de
   bovengenoemde diensten verstrekt voor zover zij nodig zijn om de
   uitvoering van hun wettelijke of bestuursrechtelijke taken te
   verzekeren. Deze verstrekking moet gebeuren met inachtneming
   van de bepalingen van de ter zake door de Europese
   Gemeenschappen uitgevaardigde reglementering.
   § 3. Personen die deel uitmaken van diensten waaraan de
   Administratie der douane en accijnzen ingevolge het vorige lid
   inlichtingen van fiscale aard heeft verstrekt, zijn tot dezelfde
   geheimhouding verplicht en mogen de bekomen inlichtingen niet
   gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen voor de
   uitvoering waarvan zij zijn verstrekt.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De Commissie is van oordeel dat het beroep ontvankelijk is. Artikel 35
van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat de aanvrager beroep kan
instellen bij de federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie tegen een beslissing van een milieu-instantie bedoeld in
artikel 4, § 1, of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de
beslissing moest worden genomen, of in geval van weigering van
uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing of enige andere
moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de rechten die
deze wet toekent. Het beroep moet worden ingediend binnen een
termijn van zestig dagen. Het beroep werd ingediend op 18 november
2013 tegen een beslissing van 7 november 2013 en dus binnen de
wettelijk bepaalde termijn.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 Het personeel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

Aangezien de Commissie in haar beslissing nr. 2016-1 beslist heeft dat de
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen als een milieu-
instantie moet worden gekwalificeerd, moet ze zich hierover niet meer
uitspreken.
                                                                          8

   3.2 Het materieel toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006

3.2.1. De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

         “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e);
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken,
        voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de
        onder a) bedoelde elementen van het milieu of, via deze
        elementen, door een van de factoren zoals bedoeld onder d) of
        door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld onder e);
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
                                                                        9

        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

De Commissie wil erop wijzen dat het begrip milieu-informatie een heel
ruime invulling heeft. Het feit dat in de definitie een veelheid aan
exemplarische opsommingen voorkomt, duidt erop dat aan het begrip
geen enge invulling mag worden gegeven.

3.2.2 De Commissie wil vooreerst opmerken dat het recht van toegang
tot milieu-informatie slechts kan worden uitgeoefend voor zover de
gevraagde informatie in het bezit is van de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen. Dit blijkt niet het geval te zijn voor de
correspondentie (brief en mail) over het hout in kwestie met de
betrokken bedrijven en voor het verslag van de bijeenkomst van de
EUTR competente autoriteiten van de EU-lidstaten op 24 september
2013. Voor zover het beroep op deze documenten betrekking heeft, is
het beroep niet gegrond.

3.2.3 In het kader van de strijd tegen illegale houtkap heeft de Europese
Unie van Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en
de Raad tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die
hout en houtproducten op de markt brengen uitgevaardigd. Deze
verordening verplicht marktdeelnemers die hout of houtproducten voor
de eerste maal op de interne markt aanbieden, passende stappen te
nemen om zich ervan te vergewissen dat er geen illegaal gekapt hout en
producten van dergelijk hout op de interne markt worden aangeboden.
Daartoe moeten ze de nodige zorgvuldigheid betrachten om door middel
van een stelsel van maatregelen en procedures het risico te
minimaliseren dat zij illegaal gekapt hout en producten daarvan op de
interne markt brengen (overweging 16). Het stelsel van
zorgvuldigheidseisen omvat drie elementen die inherent zijn aan
risicobeheer. Hieronder valt de toegang tot informatie wat inhoudt dat
informatie wordt geboden over de bronnen en leveranciers van hout en
houtproducten die voor het eerst op de interne markt worden gebracht,
waaronder relevante informatie zoals naleving van de toepasselijke
wetgeving, het land van herkomst, de soorten en de hoeveelheid, en in
                                                                       10

voorkomend geval de subnationale regio en de kapconcessie. Op grond
van deze informatie dienen marktdeelnemers een risicobeoordeling te
verrichten (overweging 17).

Verordening (EU) nr. 995/2010 bevat tevens bepalingen die in een
ruimere toegang tot informatie voorzien, niet enkel op het niveau van de
marktdeelnemer zelf, maar op het niveau van het publiek. Zo stelt de
Commissie vast dat op grond van artikel 11 van de verordening zonder
meer vaststaat dat de gegevens die door de bevoegde autoriteiten moeten
worden geregistreerd, onder het openbaarheidsregime vallen van
richtlijn 2003/3/EG. Dit is ook het geval op grond van artikel 8.4 voor
een verslag van de controles die de bevoegde autoriteiten op gezette
tijdens uitvoeren om na te gaan of de toezichthoudende organisaties die
binnen het rechtsgebied van de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn,
haar door de verordening opgelegde taken uitvoeren. Overweging 23 bij
deze verordening vermeldt in dit verband het volgende: “De bevoegde
autoriteiten moeten een register van de controles bijhouden en de
relevante informatie moet toegankelijk worden gemaakt overeenkomstig
Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28
januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie”.
Hiermee wordt bevestigd dat niet alle informatie als milieu-informatie
moet worden beschouwd. Voor andere documenten wordt niet vermoed
dat zij als milieu-informatie in de zin van de wet van 5 augustus 2006
moeten worden beschouwd, zodat in concreto dient te worden nagegaan
of zij onder het begrip milieu-informatie kunnen worden gebracht.

De informatie waarvan uitdrukkelijk is bepaald dat ze op grond van
richtlijn 2003/4/EG moet worden beoordeeld, moet voor zover ze zich bij
een federale milieu-instantie bevindt, worden beoordeeld op grond van
de wet van 5 augustus 2006 betreffende toegang van het publiek tot
milieu-informatie, die op federaal niveau in België deze richtlijn omzet.

Heel wat informatie die door Greenpeace wordt gevraagd kan niet
worden geacht te vallen onder de informatie die op grond van de
verordening zelf moet geacht worden milieu-informatie te zijn. De
Commissie moet dan ook in casu telkens bepalen in welke mate de
gevraagde informatie als milieu-informatie in de zin van de wet van 5
augustus 2006 kan worden opgevat.
                                                                      11

3.2.4 In arrest nr. 234.269 van 25 maart 2016 oordeelde de afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State dat uit de beslissing die de
Federale Beroepscommissie neemt of uit de stukken van het
administratief dossier moet blijken dat zij een voldoende afweging maakt
van de relevantie van de identiteit van de bij de zaak betrokken
instanties, personen en ondernemingen voor de in het geding zijnde
milieubelangen, meer bepaald het belang van de traceerbaarheid van
illegaal gekapt en in de handel gebracht hout. De vraag of de niet-
vrijgegeven informatie als milieu-informatie kan of moet worden
gekwalificeerd, gaat dus vooraf aan het eventueel onderzoek van de
uitzonderingsgronden. Voor zover immers de informatie niet als milieu-
informatie kan worden beschouwd en ze in het bezit is van een federale
administratieve overheid, moet de vraag of ze al dan niet openbaar
worden gemaakt worden beoordeeld op grond van de wet van 11 april
1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en de daarin voorziene
procedure.

Wat betreft de analyse van de e-mails die zijn uitgewisseld tussen
verschillende autoriteiten betreft stelt de Commissie vast dat volgende
gegevens werden geschrapt: de namen en adressen van de Congolese
expediteurs en van de Zwitserse bestemmelingen, de naam van de firma
die de oorspronkelijke certificaten heeft verstrekt en de naam van de
persoon die documenten ondertekend heeft, de vaststellingen die zijn
gebeurd met betrekking tot de certificaten, de namen van ambtenaren in
e-mailadressen en de vermelding van hun namen in de mails, het land
waardoorheen een bepaalde lading wordt getransporteerd, de naam van
de bevoegde douaneambtenaren, de vermelding ‘Duitse overheden’.

3.2.5 De beoordeling of bepaalde informatie al dan niet als milieu-
informatie moet worden beschouwd, moet worden beoordeeld in het
licht van het voorwerp van het beroep, namelijk bepaalde informatie die
niet openbaar was gemaakt en niet de al openbaar gemaakte informatie.
Daarbij moet de Commissie er rekening mee houden dat zij slechts
bevoegd is binnen het kader van de wet van 5 augustus 2006 betreffende
de toegang van het publiek tot milieu-informatie en bijgevolg voor de
toegang tot milieu-informatie. De toegang tot andere informatie dient te
worden beoordeeld op grond van de wet van 11 april 1994 en de daarin
vervatte beroepsprocedure. De beoordeling door de Commissie of iets
onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt, houdt
dan ook geen beoordeling in of informatie die niet als milieu-informatie
                                                                     12

kan worden beschouwd, al dan niet openbaar moet worden gemaakt. Het
gegeven dat bepaalde informatie als milieu-informatie moet worden
beschouwd, houdt evenmin in dat ze ook automatisch openbaar moet
worden gemaakt. Dit kan pas nadat blijkt dat er geen
uitzonderingsgronden de openbaarmaking in de weg staan.

3.2.6 De Commissie is van oordeel dat met uitzondering van de namen
van ambtenaren in e-mailadressen en van de vermelding van hun namen
in de mails zelf, de naam van de bevoegde douaneambtenaren en de
vermelding ‘Duitse overheden’ niet als milieu-informatie kunnen
worden beschouwd, omdat ze geen belang vertonen voor de
traceerbaarheid van illegaal gekapt en in de handel gebracht hout.

3.3. De inroepbaarheid van uitzonderingsgronden

3.3.1 De Commissie wenst vooraf te wijzen op het fundamenteel beginsel
dat aan de grondslag ligt van de toegang tot bestuursdocumenten en
milieu-informatie, namelijk dat alle bestuursdocumenten en milieu-
informatie in principe openbaar zijn. De openbaarmaking kan slechts
worden geweigerd wanneer één of meer uitzonderingsgronden kunnen
worden ingeroepen die bij wet bepaald zijn en dit inroepen in concreto
en op pertinente wijze kan worden gemotiveerd. Met betrekking tot de
toegang tot milieu-informatie zijn deze uitzonderingsgronden terug te
vinden in artikel 27 en artikel 32 van de wet van 5 augustus 2006
betreffende de toegang van het publiek tot milieu-informatie.

3.3.2 Voor de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking
van hun persoonsgegevens in het kader van de uitvoeringsverordening
(EU) nr. 607/2012 van de Commissie van 6 juli 2012 houdende
gedetailleerde    voorschriften    betreffende    het    stelsel    van
zorgvuldigheidseisen en de frequentie en de aard van de controles op de
toezichthoudende organisaties overeenkomstig verordening (EU) nr.
995/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de
verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de
markt brengen, in het bijzonder met betrekking tot de verwerking van
persoonsgegevens die in verband met controles zijn verkregen, gelden de
voorschriften van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens voor wat de lidstaten
                                                                        13

betreft (overweging 4 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 607/2012). Er
dient evenwel rekening mee te worden gehouden dat namen van
rechtspersonen en hun adressen in principe geen persoonsgegevens zijn,
tenzij de namen van deze rechtspersonen rechtstreeks verwijzen naar
natuurlijke personen. Aangezien dat dit niet het geval blijkt te zijn voor
de vermelde namen en adressen van bedrijven moet geen toepassing
worden gemaakt van de regelgeving die van toepassing is op de
verwerking van persoonsgegevens.

3.3.3 De uitzonderingsgrond vermeld in artikel 27, § 1, 3° van de wet van
5 augustus 2006 met betrekking tot de tussen overheden gevoerde
correspondentie

Artikel 27, § 1, 3° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat voor elke
milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag tot
openbaarmaking, de milieu-instantie nagaat of het publiek belang van de
openbaarmaking opweegt tegen de bescherming van het vertrouwelijk
karakter van de federale internationale betrekkingen van België en van
de betrekkingen van België met de supranationale instellingen en van
betrekking van de federale overheid met de gemeenschappen en
gewesten. Informatie die betrekking heeft op de federale internationale
betrekkingen van België en van de betrekkingen van België met de
supranationale instellingen en van betrekking van de federale overheid
met de gemeenschappen en gewesten kan maar als vertrouwelijk worden
beschouwd wanneer kan worden vastgesteld dat de openbaarmaking
schade zou toebrengen aan deze relaties. De Commissie stelt vast dat heel
wat documenten gedeeltelijk werden openbaar gemaakt en dat de
informatie die niet openbaar werd gemaakt geenszins van de aard is dat
de openbaarmaking ervan schade zou toebrengen aan de vermelde
relaties van België. De informatie in de mails geeft trouwens enkel inzage
in de normale administratieve afhandeling.

De Commissie oordeelt dat de gegevens die nog niet werden openbaar
gemaakt niet op grond van deze uitzondering aan de openbaarmaking
kunnen worden onttrokken.
                                                                      14

3.3.4 De uitzonderingsgrond vermeld in artikel 27, § 1, 1 van de wet van
5 augustus 2006

Artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat voor elke
milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag tot
openbaarmaking, de milieu-instantie nagaat of het publiek belang van de
openbaarmaking opweegt tegen de bescherming van de fundamentele
rechten en vrijheden van de bestuurden en in het bijzonder de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer, tenzij de betrokken
persoon met de openbaarmaking instemt.

De namen en adressen van de Congolese expediteurs en van de Zwitserse
bestemmelingen, de naam van de firma die de oorspronkelijke
certificaten heeft verstrekt en de naam van de persoon die documenten
ondertekend heeft, alsook de vaststellingen die zijn gebeurd met
betrekking tot de certificaten vallen niet automatisch onder deze
uitzonderingsgrond. Dit is slechts het geval in de mate dat de
openbaarmaking ervan schade zou toebrengen aan de persoonlijke
levenssfeer en in zoverre het publiek belang dat gediend is met de
openbaarmaking niet zwaarder doorweegt. Bij de beoordeling of er
sprake is van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet een
onderscheid worden gemaakt tussen natuurlijke personen en
rechtspersonen. In principe komt de bescherming van de persoonlijke
levenssfeer enkel toe aan natuurlijke personen. Uit de rechtspraak van
het Europees Hof voor de rechten van de mens en van het
Grondwettelijk Hof blijkt evenwel dat de waarborgen inzake de
persoonlijke levenssfeer ook gelden ten aanzien van rechtspersonen,
maar niet op dezelfde wijze. Met betrekking tot rechtspersonen wordt
geacht vertrouwelijke commerciële en economische informatie aldus te
moeten worden gekwalificeerd. Op zich kunnen namen en adressen van
bedrijven niet worden beschouwd als vallend onder de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer. Dit is wel het geval wanneer die namen in
relatie worden gebracht met andere informatie die al openbaar werd
gemaakt, namelijk informatie over aan- en verkoop van hout. Het is
duidelijk dat in dit geval die openbaarmaking van die namen schade zou
kunnen toebrengen aan het beschermde belang. Dit is evenwel op zich
niet voldoende om de openbaarmaking te weigeren, aangezien een
belangenafweging vereist is. De Commissie kan er niet aan voorbij gaan
dat er uitdrukkelijk een publiek belang gediend is met de mogelijkheid
om het traject van hout te kunnen traceren. Dit belang heeft trouwens
                                                                        15

een uitdrukkelijke erkenning gekregen in de vorm van een regeling in
een Europese verordening. De Commissie meent gezien het beperkte
transport van wengéhout niet van dien aard is dat de schade in die mate
zwaar zou zijn dat deze het publiek belang dat gediend is met de
openbaarmaking in de weg zou staan. De Commissie meent dan ook dat
de uitzonderingsgrond in artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5 augustus
2006 in casu niet kan worden ingeroepen.

3.3.5 De uitzonderingsgrond van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5
augustus 2006

Artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat elke
milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag tot
openbaarmaking, de milieu-instantie nagaat of het publiek belang van de
openbaarmaking opweegt tegen de bescherming van het vertrouwelijk
karakter van commerciële en industriële informatie, wanneer deze
informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd economisch belang te
vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie afkomstig is met de
openbaarmaking instemt. De Commissie stelt vast dat sommige van de
nog niet openbaar gemaakte gegevens betrekking hebben op de identiteit
van wie betrokken is bij het houttransport. Sommige informatie legt dus
bloot met wie een bepaalde firma contracten afsluit. Via de reeds
openbaar gemaakte informatie zou daarmee de omvang van die
contracten kunnen worden gekend. Deze informatie moet worden
geacht onder de uitzonderingsgrond van artikel 27, § 1, 7° van de wet
van 5 augustus 2006 te vallen. De Commissie is van oordeel dat het
belang dat gediend is met de openbaarmaking niet zwaarder weegt dan
het beschermde belang: de handelsrelaties die bepaalde bedrijven
aangaan mogen niet openbaar worden gemaakt waarbij hun economische
en commerciële belangen in het gedrang zouden worden gebracht voor
zover die legitiem zijn. Dit betekent dat op zich wel het soort hout en de
hoeveelheid van het te transporteren hout kunnen worden bekend
gemaakt, maar dan zonder referentie aan de leverancier, zodat
handelstransacties niet concreet kunnen worden in verband gebracht
met een bepaalde actor. De vaststelling dat over bepaalde documenten
vragen rijzen over de legaliteit van de oorsprong van het hout, valt
alleszins niet onder de bescherming van deze uitzonderingsgrond.
                                                                        16

3.3.5 De mogelijkheid om een in een andere wet opgenomen
uitzonderingsgrond in te roepen

Artikel 320, § 3 van de Algemene Wet inzake Douane en Accijnzen
bepaalt het volgende: Personen die deel uitmaken van diensten waaraan
de Administratie der douane en accijnzen ingevolge het vorige lid
inlichtingen van fiscale aard heeft verstrekt, zijn tot dezelfde
geheimhouding verplicht en mogen de bekomen inlichtingen niet
gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen voor de
uitvoering waarvan zij zijn verstrekt.

De wet van 5 augustus 2006 bevat wat betreft milieu-informatie een
basisrecht van toegang tot milieu-informatie voor het publiek dat van
toepassing is, ongeacht het bestaan van andere rechtsregels met
betrekking tot de toegang tot informatie (artikel 5, tweede lid van de wet
van 5 augustus 2006). Artikel 320, § 3 van de Algemene Wet inzake
Douane en Accijnzen kan op zich beschouwd dan ook niet ingeroepen
worden om de openbaarmaking van milieu-informatie te weigeren. Een
bijkomende grondslag voor dit standpunt kan trouwens gevonden
worden in het feit dat richtlijn 2003/4/EG waarvan de wet van 5 augustus
2006 de omzetting inhoudt, uitdrukkelijk slechts toelaat dat
uitzonderingsgronden kunnen worden ingeroepen voor zover ze op
grond van deze richtlijn mogelijk zijn. Een verwijzing naar
geheimhoudingsbepalingen die in een andere wet zouden zijn
opgenomen hoort daar niet bij. Bovendien moet worden vastgesteld dat
artikel 320, § 3 van de Algemene Wet inzake Douane en Accijnzen
slechts geldt ten aanzien van personen en niet ten aanzien van de milieu-
instantie waaraan de toegang wordt gevraagd. Dit betekent evenwel niet
dat de belangen die artikel 320, § 3 van de Algemene Wet inzake Douane
en Accijnzen beoogt, niet beschermd zouden zijn. Er dient nagegaan te
worden of het beoogde belang te herleiden is tot één of meer belangen
opgesomd in de wet van 5 augustus 2006. Uit de beperkte toelichting bij
de geheimhoudingsbepaling blijkt dat de wetgever louter tot doel had om
de belangen van personen waarover een fiscale administratie informatie
verwerft en verwerkt beschermd zouden worden tegenover derden.
                                                                      17

3.4 Besluit

De Commissie is van mening dat volgende gegevens als milieu-
informatie moeten worden beschouwd in de zin van de wet van 5
augustus 2006, de namen en adressen van de Congolese expediteurs en
van de Zwitserse bestemmelingen, de naam van de firma die de
oorspronkelijke certificaten heeft verstrekt en de naam van de persoon
die documenten ondertekend heeft, alsook de vaststellingen die zijn
gebeurd met betrekking tot de certificaten in de documenten waarvan de
toegang werd gevraagd.

Ze oordeelt dat artikel 27, § 1, 1° van de wet van 5 augustus 2006 niet
kan worden ingeroepen om de openbaarmaking van bepaalde informatie
te weigeren. Dit is wel het geval voor zover de gevraagde informatie
onder de uitzonderingsgrond vermeld in artikel 27, § 1, 7° van de wet
van 5 augustus 2006 valt. In elk geval vormt dit geen afdoende
weigeringsgrond voor alle nog niet geopenbaarde informatie. Zo kunnen
vaststellingen van vermoedelijke illegaliteit niet aan de openbaarmaking
worden onttrokken. Ten slotte staat niets de gedeeltelijke
openbaarmaking van de gevraagde informatie in de weg aangezien de
informatie die onder een uitzonderingsgrond valt eenvoudig te scheiden
is van informatie die niet onder een uitzonderingsgrond valt.

Brussel, 27 juni 2016.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Jeroen Van Nieuwenhove, voorzitter
Frankie Schram, secretaris en lid
Steven Vandenborre, lid
Hrisanti Prasman, lid
Henri Kevers, plaatsvervangend lid




   F. SCHRAM                                      J. VAN NIEUWENHOVE
   secretaris                                            voorzitter