Table des matières

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 1

Over de weigering om toegang te geven tot de maandelijkse milieu-updates die de Nationale Delcrederedienst ontving met betrekking tot een baggerproject in Rusland

Date: 8/1/2014

Transposition

   Federale Beroepscommissie voor de
     toegang tot milieu-informatie




                        8 januari 2014




                BESLISSING nr. 2014-1

 over de weigering om toegang te geven tot de maandelijkse
milieu-updates die de Nationale Delcrederedienst ontving met
        betrekking tot een baggerproject in Rusland

                        (FBC/2013/8)

      GREENPEACE/NATIONALE DELCREDEREDIENST (4)
                                                                            2

   1. Een overzicht

1.1 Bij mail van 2 september 2013 vraagt de heer Jan Cappelle, namens
Greenpeace, aan de Nationale Delcrederedienst om een kopie van de
maandelijkse milieu-updates die de Nationale Delcrederedienst al heeft
mogen ontvangen van de onderneming Jan De Nul, naar aanleiding van
de toekenning van een polis voor genoemd Sabetta dossier. De Nationale
Delcrederedienst,       alsook     verschillende     voogdijministers,
communiceerden in juni en juli 2013 dat de onderneming Jan De Nul een
maandelijkse milieu-update (eg toepassing van het EMP) moet bezorgen
aan de Nationale Delcrederedienst, als opgenomen voorwaarde in de
toegekende polis.

1.2 Bij brief van 2 oktober 2013 weigert de Nationale Delcrederedienst
gevraagde informatie vrij te geven om volgende redenen:

In hoofdorde roept de Nationale Delcrederedienst in dat zij van mening
is dat zij geen “milieu-instantie in de zin van artikel 3, 1°, a)” van de wet
van 5 augustus 2006 te beschouwen is. Ze meent dat het onvoldoende is
dat ze bij wet is opgericht en verwijst hiervoor naar artikel 2 van
richtlijn 2003/4/EG en naar de parlementaire voorbereiding van de wet
(Parl. St. Kamer (2005-2006), stuk 2511/1, 12-14). Ze neemt immers geen
beslissingen die derden binden en maakt bovendien enkel gebruik van
commerciële/privaatrechtelijke contractuele procedés. Het afsluiten van
een verzekeringsovereenkomst met premie is een objectieve daad van
koophandel en ook om die reden geen administratieve of
bestuursfunctie. Dat geen sprake is van een “bestuursfunctie” wordt
verder bevestigd, doordat ONDD zijn activiteiten uitoefent in
concurrentie met andere kredietverzekeraars.

Voor zover de gevraagde documenten wel onder de wet van 5 augustus
2006 zouden vallen, stelt de Nationale Delcrederedienst in de eerste
plaats dat het verzoek om toegang betrekking heeft op niet-bestaande
documenten. De wet van 5 augustus 2006 houdt geen verplichting in om
bepaalde documenten op te stellen die niet bestaan of waarover de
Nationale Delcrederedienst niet beschikt. Voor zover de aanvraag dan
ook betrekking heeft op niet-bestaande documenten is het verzoek om
toegang zonder voorwerp.
                                                                         3

Verder    roept   de     Nationale     Delcrederedienst     een    aantal
uitzonderingsgronden in:

   -   Artikel 27, § 1, 7° en 8° van de wet van 5 augustus 2006

De gevraagde documenten kunnen ook niet worden vrijgegeven gelet op
het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie die
aan de overheid is meegedeeld in de zin van artikel 27, § 1, 7° van de wet
van 5 augustus 2006. Eenzelfde conclusie dringt zich op gelet op artikel
27, § 1, 8° van deze wet op grond waarvan ONDD een aanvraag kan
afwijzen als dit een advies of mening betreft die uit vrije wil en
vertrouwelijk aan de overheid is meegedeeld. De opgevraagde
documenten bevatten verschillende elementen waarin geïnformeerd
wordt naar situaties zoals de verzekeringsaanvrager deze inschat in de
uitvoering. Deze informatie wordt uit vrije wil kenbaar gemaakt aan
ONDD. De onderneming Jan De Nul gaat immers op vrijwillige basis een
commerciële relatie aan met ONDD (principe van contractsvrijheid) en
heeft daarnaast meermaals aangedrongen op de confidentialiteit bij
ONDD waarbij de onderneming Jan de Nul zich consequent verzet tegen
elke vorm van openbaarmaking.

Verder bevatten de gevraagde documenten industriële informatie van
een verzekerde. Deze informatie werd in alle vertrouwelijkheid
meegedeeld aan de Nationale Delcrederedienst en dient om na te gaan of
aan de concrete voorwaarden wordt voldaan die bij de aflevering van de
verzekering zijn besproken. De onderneming Jan de Nul beschikt, als
absolute wereldleider over een eigen uitgebouwde divisie
milieuspecialisten en heeft als succesvolle ‘tenderee’ van het project in
Rusland kosten en tijd geïnvesteerd in dit project. De onderneming Jan
De Nul stond voor dit contract in concurrentie met andere grote
baggeraars die ook geïnteresseerd waren en ook blijven om de werken uit
te voeren. Zodoende kunnen concurrenten die technisch misschien veel
minder ver staan bij de beperking van de milieugevolgen voordeel halen
uit de openbaarmaking van deze documenten omdat zij hiervoor geen
tijd en kosten moeten oplopen om deze informatie te verkrijgen (free-
riding) en zicht krijgen op de monitoring-methodes van de onderneming
Jan De Nul.

Deze gevraagde documenten kaderen in de voorwaarden waarbinnen de
verzekerde opereert, zodat ook een gedeeltelijke openbaarmaking niet
                                                                       4

mogelijk en zinvol is. Als concurrenten deze informatie kunnen
verkrijgen, wat de facto het gevolg zou zijn van de openbaarmaking,
krijgen zij zicht op een belangrijk project van de onderneming Jan De
Nul en wordt de concurrentiekracht van de onderneming Jan De Nul
aangetast. De openbaarmaking ervan kan dus ernstige schade toebrengen
aan deze onderneming. De Nationale Delcrederedienst heeft terzake een
confidentialiteitsverplichting, en in casu wil de verzekerde, de
onderneming Jan De Nul, zeer uitdrukkelijk ook niet dat deze informatie
publiekelijk bekend geraakt. Het strikt confidentiële karakter van de
toevertrouwde informatie werd tussen de Nationale Delcrederedienst en
de onderneming Jan de Nul herhaaldelijk zowel mondeling, als
schriftelijk benadrukt.

De (potentieel) verzekerde deelt deze informatie trouwens enkel mee in
de veronderstelling dat ze vertrouwelijk blijft. Als deze gegevens
openbaar moeten worden gemaakt, zal de verzekerde minder of geen
informatie meer willen meedelen, waardoor geen correcte of accurate
kredietbeoordelingen      meer    kunnen     worden     gemaakt.    De
confidentialiteit van de gegevens die aan de Nationale Delcrederedienst
ter analyse worden toevertrouwd, is dan ook een hoeksteen van de
vertrouwensrelatie tussen de verzekerde en de verzekeraar.

De confidentialiteit zit trouwens ingebouwd in de contractuele
voorwaarden van de Nationale Delcrederedienst (en dus een engagement
vormen van de Nationale Delcrederedienst naar zijn –potentiële – klant
toe) en zeer vaak nog geëxpliciteerd worden via “confidentiality
agreements”. Dit is een markpraktijk zonder dewelke de cliënten van de
Nationale Delecrederedienst geen beroep meer willen of kunnen doen op
haar en zich tot andere verzekeraars zullen richten. De Nationale
Delcrederedienst hanteert deze werkingspolitiek net als elke andere
kredietverzekeraar, zij het met een (deels) publieke missie, zij het een
pure      privé-actor.    Het      niet    respecteren     van      haar
vertrouwelijkheidsverplichtingen (die een absolute verwachting zijn van
de cliënten, in het bijzonder ook in dit dossier) zou dan ook de
aansprakelijkheid van de Nationale Delcrederedienst – en zijn werking –
zwaar in het gedrang brengen. De schade hiervan zal dan niet beperkt
blijven tot het concrete dossier van de onderneming Jan De Nul. Alle
potentiële    verzekerden     zullen    zich    veeleer   tot     andere
kredietverzekeraars wenden als ze geen zekerheid verkrijgen dat de
informatie die ze aan de Nationale Delcrederedienst moeten
                                                                         5

toevertrouwen om een verzekering te verkrijgen, vertrouwelijk zal
blijven. Dit zou het model en het economisch evenwicht van het
exportkredietverzekeringsmechanisme in België onherroepelijke zware
schade toebrengen.

Ten slotte heeft de onderneming Jan De Nul in dit specifieke dossier
laten verstaan dat de gevraagde openbaarmaking niet enkel het risico
inhoudt dat vertrouwelijke informatie terechtkomt bij haar rechtstreekse
concurrenten (bij de verdere uitvoering van) dit project, maar dat dit
onvermijdelijk haar contractuele relaties met de Russische overheid als
opdrachtgever in gedrang kan brengen. Het betreft immers een dossier
dat politiek gevoelig is en waarbij de Russische overheid als
opdrachtgever rechtstreeks betrokken is. Ook de opdrachtgever en dus
de Russische overheid zelf, is verantwoordelijk voor de opvolging van de
potentiële milieu-impact van het project wat ook nader wordt besproken
in deze milieu-updates.

De openbaarmaking zou in dit kader door deze opdrachtgever
beschouwd kunnen worden als een schending van de eigen
verplichtingen tot vertrouwelijkheid van Jan De Nul of zou minstens de
verdere betrokkenheid van de onderneming Jan De Nul in de verdere
uitbouw van dit project ernstig hypothekeren.

De bescherming van de aan de Nationale Delcrederedienst meegedeelde
bedrijfsgeheimen van een belangrijke Belgische onderneming, alsook de
confidentiële relatie van de Nationale Delcrederedienst met haar
cliënten, in het bijzonder omwille van de specificiteiten van het dossier,
weegt duidelijk op tegen het belang van de openbaarmaking. Dit geldt
des te meer omdat het belang van de openbaarmaking niet of nauwelijks
wordt verduidelijkt en de Nationale Delcrederedienst in het kader van de
door te voeren belangenafweging hierbij een overwegend belang moet
hechten aan het belang van de vertrouwelijkheid, dat zich in deze heel
concreet en specifiek aandient.

   -   Artikel 27, § 1, 3° van de wet van 5 augustus 2006

Informatie inzake kredietverzekering verstrekt door de Nationale
Delcrederedienst en die betrekking heeft op werken die in opdracht van
Rusland worden uitgevoerd, houdt verband met de Belgische
internationale betrekkingen. Informatie inzake de uitvoering van een
                                                                           6

kredietverzekering verstrekt door de ONDD en betrekking heeft op
werken die in opdracht van Rusland worden uitgevoerd, houdt verband
met de Belgische internationale betrekkingen. De opdrachtgever (de
Russische overheid) is zelf ook verantwoordelijk voor de opvolging van
de potentiële milieu-impact. Het vrijgeven van deze in vertrouwen
meegedeelde informatie, zal in dit geval zo goed als zeker leiden tot
ernstige vragen van de betrokken landen waarop de transactie
betrekking heeft en het verstoren van de internationale betrekkingen
van België met Rusland.

Het betrokken project is immers voor Rusland van groot strategisch
belang. Het betreft de uitbouw van een haven die kan bijdragen tot de
verdere ontwikkeling van de betrokken regio en van Rusland in het
algemeen. Rond het project zijn de verhouding tussen Greenpeace en
Rusland meer dan gespannen. Over het betrokken dossier werden zowel
in de Kamer van Volksvertegenwoordigers als in het Europees Parlement
al verschillende parlementaire vragen gesteld. Het staat dan ook vast dat
dit dossier – mede gelet op de politieke publiciteit die er aan gegeven is –
met bijzondere aandacht door de Russische autoriteiten wordt
opgevolgd. Het risico dat een openbaarmaking van de betrokken
gegevens, de vertrouwelijkheid van de internationale betrekkingen ter
zaken tussen België en Rusland in het gedrang zouden kunnen brengen,
is bijgevolg reëel.

Die internationale betrekkingen met Rusland zijn bijzonder belangrijk
voor België en de Europese Unie. Het gaat niet op om documenten vrij te
geven die deze betrekkingen in het gevaar zouden kunnen brengen op
grond van openbaarheidsoverwegingen die niet worden onderbouwd.

De Nationale Delcrederedienst besluit dat op basis van de aangehaalde
argumenten blijkt dat ze niet is opgetreden als een milieu-instantie. Voor
zover de wet van 5 augustus 2006 toch van toepassing zou zijn, werd op
concrete en redelijke wijze geoordeeld dat het belang van de
openbaarheid niet opweegt tegen de schade die zou worden toegebracht
aan de fundamentele en overeenkomstig de wet van 5 augustus 2006 te
beschermen belangen als de documenten effectief zouden worden
vrijgegeven.

1.3 Bij mail van 2 oktober 2013 dient de heer Jan Cappelle namens
Greenpeace een beroep in tegen deze weigeringsbeslissing van de
                                                                          7

Nationale Delcrederedienst bij de Federale Beroepscommissie voor de
toegang tot milieu-informatie, hierna Commissie genoemd.

1.4 Bij mail van 9 oktober 2013 nodigt het secretariaat van de Commissie
de Nationale Delcrederedienst uit om de Commissie in het bezit te
stellen van de gevraagde documenten.

1.5. Op haar vergadering van 28 oktober 2013 neemt de Commissie een
tussentijdse beslissing waarin ze de Nationale Delcrederedienst vraagt
haar zo snel mogelijk de gevraagde documenten te bezorgen of in elk
geval de Commissie in staat te stellen de gevraagde documenten in te
zien op een onderling af te spreken datum.
1.6. In reactie op deze tussentijdse beslissing laat de heer Nabil Jijakli,
secretaris-generaal van de Nationale Delcrederedienst het volgende
weten: “Gelieve te noteren dat onze milieu-analisten hebben vastgesteld
dat de rapportering nog onvoltooid is en qua format niet voldoet aan de
eisen die Delcredere heeft gesteld. Tijdens een recente werkvergadering
met onze verzekerde zijn hieromtrent nu opnieuw duidelijke afspraken
gemaakt.

Behalve onze eerdere argumentatie zoals uiteengezet in ons schrijven
van 2 oktober 2013 - en ook voorafgaandelijk aan u uiteengezet in de
vorige beroepsprocedure in ons schrijven van 30 september 2013 - doen
wij om hogergenoemde reden beroep op artikel 32 § 1 Wet Milieu-
Informatie dat bepaalt dat een aanvraag kan worden afgewezen wanneer
de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie die onvoltooid is of
die niet af is en waarvan de openbaarmaking aanleiding kan geven tot
misvatting.

In casu is dergelijke misvatting bij een eventuele openbaarmaking van de
onvoltooide milieurapporten een evidentie. Het is vanzelfsprekend dat
indien Greenpeace als belangenorganisatie onvoltooide milieurapporten
zou bekomen dit mogelijk kan leiden tot het weergeven in de media van
een vertekend beeld van de situatie. In afwachting van de verdere
afwerking van deze rapporten kunnen wij dan ook niet ingaan op het
verzoek van Greenpeace. Zoals hierboven aangegeven laten wij niet na
om aan te dringen bij onze verzekerde op het verkrijgen van afgewerkte
rapporten, die beantwoorden aan een vooropgesteld format. Te uwer
informatie kunnen wij aangeven dat wij deze afgewerkte rapporten van
                                                                        8

de onderneming Jan De Nul wensen te ontvangen tegen uiterlijk 16
december.

In dit verband lijkt het ons weinig efficiënt om uw Commissie de
onafgewerkte rapporten te laten inzien. Wij nodigen evenwel uw
Commissie uit om omstreeks 16 december de afgewerkte rapporten te
komen inzien. Wij kunnen vervolgens tegelijk de zaak verder mondeling
bespreken.”

1.7. De Commissie heeft op haar vergadering van 2 december 2013 beslist
om op het aanbod in te gaan en stelt voor om de ontmoeting te laten
doorgaan op maandag 6 januari 2014 om 14 u op de zetel van de
Nationale Delcrederedienst. Via mail wordt de Nationale
Delcrederedienst hiervan op de hoogte gebracht op 3 december 2013.
Diezelfde dag wordt ook Greenpeace op de hoogte gebracht dat de zaak
nog in onderzoek is dat de Commissie uiterlijk tegen 31 januari 2014 een
definitieve beslissing zal nemen.

1.8. Op 6 januari 2014 vindt een gedachtewisseling plaats de Commissie
en afgevaardigden van de Nationale Delcrederedienst, waarin de
Nationale Delcrederedienst haar standpunt uitgedrukt in de
briefwisseling herhaalt. De Commissie krijgt de gelegenheid om de
betrokken documenten in te zien. De heer Nabil Jijakli, secretaris-
generaal wijst er de Commissie op dat er uiteindelijk slechts één rapport
werd opgesteld gezien de korte duur van de werken die trouwens al
uitgevoerd zijn. Hij merkt op dat de verzekering eveneens niet langer
geldt.
   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

In haar tussentijdse beslissing van 28 oktober 2013 heeft de Commissie
vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, zodat hierop niet meer moet
worden teruggekomen.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

   3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006

De Commissie heeft in haar tussentijdse beslissing van 28 oktober al
bevestigd dat de Nationale Delcrederedienst als een milieu-instantie
moet worden beschouwd in de zin van de wet van 5 augustus 2006
                                                                          9

betreffende het recht van toegang van het publiek tot milieu-informatie,
zodat hierop niet meer moet worden teruggekomen.

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

        “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
        vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
        a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
        de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
        natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
        zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
        met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
        interactie tussen deze elementen;
        b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
        met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
        levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
        kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
        van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
        zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
        zoals bedoeld onder e);
        c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
        bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
        aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
        of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
        onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
        onder e) ;
        d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
        inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
        vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
        elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
        van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
        onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
        e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
        hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
        f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
        van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
        toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
        bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
                                                                       10

        bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
        beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
        voorkomen, in te perken of te compenseren;
        g) kosten-baten- en andere economische analyses en
        veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
        onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
        h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.

Bij haar bezoek haar de Nationale Delcrederedienst heeft de Commissie
inzage kunnen nemen in het totale rapport dat door de onderneming Jan
De Nul bij de Nationale Delcrederedienst werd neergelegd in uitvoering
van het verzekeringscontract. Dit rapport omvat een inleidend gedeelte,
een bijlage die informatie bevat over de personeelsleden die de opdracht
hebben uitgevoerd, een bijlage over de schepen die werden ingezet en
een het eigenlijke eindrapport.

De Commissie stelt vast dat de bijlage die betrekking heeft op informatie
over de personeelsleden niet als milieu-informatie in de zin van de wet
van 5 augustus 2006 kan worden beschouwd. Dit geldt ook voor heel wat
informatie die zich bevindt in de bijlagen over de ingezette schepen,
voor zover die informatie geen relatie heeft met het leefmilieu.

De Commissie spreekt zich dan ook enkel uit met betrekking tot het
inleidend gedeelte, de bijlagen die betrekkingen hebben op de ingezette
schepenen, voor zover die informatie bevatten die relevant is voor het
leefmilieu en het eigenlijke eindrapport.

   3.2 De inroepbaarheid van uitzonderingsgronden

3.2.1. De Commissie heeft vastgesteld dat voor zover de informatie over
de voor het project ingezette schepen als milieu-informatie kunnen
worden beschouwd (zie punt 2.1) deze informatie niet kan worden
vrijgegeven op grond van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus
2006.

Deze bepalingen luiden als volgt:

“Voor elke milieu-informatie die het voorwerp uitmaakt van een vraag
tot openbaarmaking, gaat de milieu-instantie die de aanvraag ontvangst
na of er uitzonderingen van toepassing zijn. Ze wijst de aanvraag af als
                                                                       11

het publiek belang van de openbaarmaking niet opweegt tegen de
bescherming van een van de volgende belangen:
(…)
7° het vertrouwelijk karakter van commerciële en industriële informatie,
wanneer deze informatie wordt beschermd om een gelegitimeerd
economisch belang te vrijwaren, tenzij degene van wie de informatie
afkomstig is met de openbaarmaking instemt”.

De Commissie heeft immers vastgesteld dat door de openbaarmaking van
deze informatie gegevens zouden worden onthuld van door de
onderneming Jan De Nul aangewende technologieën die specifiek door
de onderneming zijn ontwikkeld om baggerwerken uit te voeren. Deze
informatie is inderdaad van commerciële en industriële of
technologische en zelf high-level technologische aard, zodat de
openbaarmaking ervan de positie die het bedrijf Jan De Nul inneemt in
de betrokken sector aanzienlijk zou kunnen verzwakken. De
openbaarmaking van deze informatie is dus van dien aard dat zij schade
zou toebrengen aan de gelegitimeerde economische belangen van de
onderneming Jan De Nul en de vertegenwoordigers hebben overduidelijk
niet ingestemd met de openbaarmaking waarom werd gevraagd.

Om deze uitzonderingsgrond in te roepen om de openbaarmaking te
weigeren, moet echter nog worden overgegaan tot een
belangenafweging. De Commissie is in dit verband van oordeel dat niet
kan worden ontkend dat er een publiek belang gediend is met de
openbaarmaking. Dit blijkt uit de motivering die de Nationale
Delcrederedienst zelf aanvoert in haar weigeringsbeslissing. Er is
duidelijk een publiek debat met betrekking tot dit project aanwezig, wat
aanleiding heeft gegeven tot parlementaire vragen in de Kamer van
Volksvertegenwoordigers en in het Europees Parlement. Niettemin is de
Commissie van mening dat in dit concrete geval het belang dat gediend is
met de openbaarmaking niet opweegt tegen de bescherming van het
ingeroepen belang van de bescherming van economische en commerciële
informatie zoals die in artikel 27, § 1, 7° is geformuleerd.

3.2.2. De Commissie ziet in principe geen reden om de klimatologische
gegevens niet openbaar te maken, tenzij het gaat om informatie die
toelaat gegevens te verwerven over technologieën en technieken die
specifiek zijn voor dit project of die de onderneming Jan De Nul speciaal
heeft ontwikkeld voor het uitvoeren van baggerwerken of inzicht geeft
                                                                        12

in specifieke werkwijzen die de onderneming Jan De Nul hanteert bij het
uitvoeren bij haar activiteiten en waarvan het openbaar maken haar
concurrentiepositie ernstig kan aantasten. In dit geval moet immers de
uitzonderingsgrond vermeld in artikel 27, § 1, 7° van 5 augustus 2006
worden ingeroepen en dit om dezelfde redenen die hiervoor werden
aangehaald ten aanzien voor de informatie die betrekking hebben op de
ingezette schepen.

Wat betreft de klimatologische informatie in het bijzonder, wil de
Commissie wel wijzen op artikel 30 van de wet van 5 augustus 2006. Dit
artikel heeft betrekking op de aanwezigheid van werken in de zin van de
wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige
rechten en luidt als volgt:

“Wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie waarin een
auteursrechtelijk beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van
de auteur of van de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan
niet vereist om ter plaatste inzage van het document te verlenen of uitleg
erover te verstrekken.

 Wanneer de aanvraag betrekking heeft op milieu-informatie waarin een
auteursrechtelijk beschermd werk is opgenomen, is de toestemming van
de auteur of van de persoon aan wie de rechten van deze zijn overgegaan
vereist overeenkomstig de wet van 30 juni 1994 betreffende het
auteursrecht en de naburige rechten voor de mededeling ervan in de
vorm van een kopie. In elk afzonderlijk geval dient het algemeen belang
dat is gediend met de openbaarmaking te worden afgewogen tegen het
specifieke belang dat is gediend met de weigering om openbaar te
maken.”

De Commissie heeft alvast vastgesteld dat voor wat betreft de
klimatologische gegevens zij tot het intellectueel eigendomsrecht
behoren van een externe producent en de intellectuele rechten hiervan
niet aan de Nationale Delcrederedienst zijn overgedragen. De clausule
die opgenomen is in het contract op grond waarvan de Nationale
Delcrederedienst de gegevens heeft verkregen, kan niet als buitensporig
worden geacht, zodat het vrijgeven van die informatie zonder
toestemming van de auteursrechthebbende op een ernstige wijze zou zijn
geschonden en die zeker niet kan worden verantwoord worden vanuit
het algemeen belang dat met de openbaarmaking is gediend.
                                                                       13



3.2.3. De Commissie meent dat het inleidend rapport en het finaal
rapport moeten worden openbaar gemaakt voor zover hierdoor geen
informatie wordt vrijgegeven die toelaat gegevens te verwerven over
technologieën en technieken die specifiek zijn voor dit project of die de
onderneming Jan De Nul speciaal heeft ontwikkeld voor het uitvoeren
van baggerwerken of inzicht geeft in specifieke werkwijzen die de
onderneming Jan De Nul hanteert bij het uitvoeren bij haar activiteiten
en waarvan het openbaar maken haar concurrentiepositie ernstig kan
aantasten. Gaat het om deze informatie, dan is de Commissie van mening
dat de openbaarmaking ervan moet worden afgewezen op grond van
artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 om dezelfde redenen
als hiervoor uiteen werden gezet.

Is dit het geval, dan kan slechts toegang worden verleend in de vorm van
een kopie van informatie die moet worden openbaar gemaakt mits
toestemming van de auteursrechthebbende als deze laatste geen
overheidsdienst is.

3.2.4. Hoe dan ook kan de Commissie de interpretatie van de Nationale
Delcrederedienst niet bijtreden op grond waarvan het feit dat zij zich
contractueel heeft verbonden tot confidentialiteit, een rechtvaardiging
vormt om artikel 27, § 1, 7° van de wet van 5 augustus 2006 te kunnen
inroepen. Dit zou immers inhouden dat elke milieu-instantie door zich
contractueel een confidentialiteitsverplichting op te leggen, zou
ontsnappen aan de openbaarheidsverplichting die namens artikel 32 van
de Grondwet en de wet van 5 augustus 2006 op haar rust.

3.2.5. De Commissie ziet hoegenaamd geen andere redenen die een
grondslag kunnen vormen om de openbaarmaking van de gevraagde
milieu-informatie te weigeren. Op grond van een raadpleging van de
documenten is de Commissie van mening dat de openbaarmaking van
deze informatie geenszins van dien aard is dat ze de “internationale
federale relaties van België” met Rusland in gevaar zou kunnen brengen.
                                                                     14

   4. Besluit

De Commissie meent dat het beroep ingediend door Greenpeace tegen de
weigeringsbeslissing van de Nationale Delcrederedienst ontvankelijk is
en deels gegrond is. Ze heeft immers vastgesteld dat niet alle in het
milieurapport aanwezige informatie als milieu-informatie in de zin van
de wet van 5 augustus 2006 kan worden begrepen. Dit geldt in het
bijzonder voor de documenten die op personeelsleden van de
onderneming Jan De Nul die aan de uitvoering van het Sabettaproject
hebben meegewerkt en voor heel wat informatie die op de ingezette
schepen betrekking heeft.

Voor zover de gevraagde informatie wel degelijk als milieu-informatie
moet worden begrepen, wat het geval is voor informatie die op de
ingezette schepen betrekking heeft en die als relevant kan worden
beschouwd voor het leefmilieu, voor het inleidend gedeelte, voor de
klimatologische informatie en voor het eindrapport, moet de informatie
openbaar gemaakt worden, met uitzondering van de informatie die
betrekking heeft op door de onderneming Jan De Nul ingezette
procedures en technologieën waarvan de openbaarmaking ervan schade
kan toebrengen aan de economische positie van de onderneming Jan De
Nul in het specifieke marktsegment waarin deze onderneming actief is.
Dit in toepassing van artikel 27, § 1, 7° van de wet van 11 april 2006.

De Commissie meent dat in deze specifieke casus het algemeen belang
onvoldoende zwaar doorweegt ten opzichte van deze uitzonderingsgrond
en er dus niet toe kan leiden dat deze informatie vooralsnog zou moeten
openbaar moeten worden gemaakt.

De Commissie heeft trouwens vastgesteld dat er geen redenen
voorhanden zijn om de gedeeltelijke openbaarmaking te weigeren. De
wet van 5 augustus 2006 stelt immers als enige vereiste voor de
gedeeltelijke openbaarmaking dat de informatie die onder een
uitzonderingsgrond valt en de andere informatie van elkaar kunnen
worden gescheiden.
                                                                      15

Voor zover de gevraagde informatie bovendien als een werk of bepaalde
onderdelen ervan als een werk kan worden beschouwd in de zin van de
wet van 30 juni 1994, is het verstrekken van een kopie slechts mogelijk
mits toestemming van de auteursrechthebbende. De Commissie ziet ook
hier niet in dat het belang dat gediend is met de openbaarmaking
zwaarder zou doorwegen dan de bescherming van het auteursrecht. Dit
verhindert natuurlijk niet dat inzage in deze informatie moet worden
gegeven voor zover ze niet onder een uitzonderingsgrond valt.


Brussel, 8 januari 2014.


De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Claire Piens, lid
Claudia Hildebrand, plaatsvervangend lid
Steven Vandenborre, lid




   F. SCHRAM                                            M. BAGUET
   secretaris                                           voorzitster