Table des matières

Cadas > Accès aux informations environnementales > Décisions

Beslissing FBC 3

Over de weigering om toegang te geven tot meetgegevens m.b.t. een spoorwegoverweg

Date: 2/7/2012

Transposition

Federale Beroepscommissie voor de
  toegang tot milieu-informatie




                 2 juli 2012




          BESLISSING nr. 2012-3

 over de weigering om toegang te geven tot
 meetgegevens m.b.t. een spoorwegoverweg

                (FBC/2012/3)

             GRUWEZ/INFRABEL
                                                                           2

   1. Een overzicht

Bij mail van 24 mei 2012 vroeg de heer Rik Gruwez aan Infrabel om de
resultaten van de trillingsmetingen die Infrabel uitvoerde naast zijn
woning nadat hij herhaaldelijk had geklaagd over de slechte staat van de
overweg die vlak naast zijn woning, Stationsweg 7, ligt.

Bij mail van 25 mei 2012 kreeg hij als reactie van Infrabel dat zij geen
inzage verlenen in de meetresultaten. Deze beslissing wordt niet
verantwoord.

Bij mail van 25 mei 2012 vroeg hij opnieuw inzage in de meetresultaten,
ditmaal met uitdrukkelijke verwijzing naar de openbaarheidswetgeving.

Bij mail van 31 mei 2012 stuurde de heer Gruwez een herinnering.

Bij mail van 1 juni 2012 antwoordde Infrabel dat hem geen inzage werd
verleend. Infrabel beroept zich hierbij op artikel 6, § 3, 1° van de wet van
11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur op grond waarvan
een vraag om inzage of mededeling van een bestuursdocument mag
worden afgewezen in de mate dat het een bestuursdocument betreft
waarvan de openbaarmaking, om reden dat het document niet af of
onvolledig is, tot misvatting aanleiding kan geven. Er werden in casu
slechts zeer gedeeltelijke metingen uitgevoerd, louter met het oog op het
krijgen van een eerste indicatie van de oorzaak van de klachten. Er werd
geen volledige meting en analyse volgens de gehanteerde normen
uitgevoerd. Omwille van hun onvolledigheid, kunnen de bestaande,
maar onvolledige meetresultaten dan ook tot misvatting aanleiding
geven.

Bij mail van 7 juni 2012 diende hij een verzoek tot heroverweging in bij
Infrabel en hij vroeg tegelijkertijd de Commissie voor de toegang tot en
het hergebruik van bestuursdocumenten, afdeling openbaarheid van
bestuur om een advies. Bij mail van diezelfde dag diende hij ook een
beroep in bij de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-
informatie, hierna Commissie genoemd.

Bij mail van 18 juni 2012 vraagt het secretariaat van de Commissie het
document bij Infrabel op en biedt Infrabel de mogelijkheid om haar
standpunt nader toe te lichten. Bij mail van 19 juni 2012 geeft Infrabel te
                                                                         3

kennen op de vraag in te gaan en vraagt de Commissie wanneer en hoe
haar de gevraagde informatie kan worden bezorgd. Het dossier draagt als
referte 11/0088/SR. Het secretariaat verzoekt de juridische dienst van
Infrabel om haar de documenten uiterlijk tegen 30 juni 2012 over te
maken.

Bij brief van 26 juni 2012 als bijlage bij een e-mail bezorgt Infrabel aan
de Commissie na een overzicht van de feiten een uiteenzetting van haar
standpunt dat als volgt kan worden samengevat:
    - de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het
        publiek tot milieu-informatie is niet van toepassing op Infrabel,
        omdat Infrabel geen milieu-instantie is en omdat de gevraagde
        informatie zomaar niet als milieu-informatie is te kwalificeren.
    - in ondergeschikte orde: het ingestelde beroep is niet ontvankelijk,
        bij gebreke aan het bestaan van een beslissing waartegen beroep
        kan worden ingesteld;
    - in uiterst ondergeschikte orde: het beroep moet worden
        afgewezen op grond van artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus
        2006.

Bij mail van 27 juni 2012 bezorgt Infrabel aan de Commissie de digitale
bestanden met de meetgegevens.

   2. De ontvankelijkheid van de aanvraag

De aanvrager stelt een beroep in tegen de beslissing van 1 juni 2012,
waarbij Infrabel weigert een kopie te verlenen van de gevraagde
meetresultaten.

Om de Commissie rechtsgeldig te vatten is slechts vereist dat de
aanvrager zich binnen de zestig kalenderdagen tot de Commissie wendt
voor zover tenminste de milieu-instantie in overeenstemming met
artikel 8 van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de toegang van het
publiek tot milieu-informatie de beroepsmogelijkheden in haar beslissing
ter kennis heeft gebracht. De Commissie stelt vast dat aan deze
voorwaarde is voldaan aangezien Infrabel nagelaten heeft de
beroepsmogelijkheden te vermelden.

Het is onnodig een belang aan te tonen. Er moet enkel blijken dat een
milieu-instantie niet is ingegaan op een aanvraag tot openbaarmaking
                                                                          4

van milieu-informatie. De aanvrager kan volgens artikel 35 van de wet
van 5 augustus 2006 immers een beroep instellen bij de federale
Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie tegen een
beslissing van een milieu-instantie, of na het verstrijken van de termijn
waarbinnen de beslissing moest worden genomen, of in geval van
weigering van uitvoering of een onwillige uitvoering van een beslissing
of enige andere moeilijkheid die hij ondervindt bij de uitoefening van de
rechten die deze wet toekent.

   3. De gegrondheid van de aanvraag

De Commissie stelt vast dat Infrabel onmiddellijk de wet van 11 april
1994 betreffende de openbaarheid van bestuur heeft ingeroepen om de
toegang tot het gevraagde bestuursdocument te weigeren. Nochtans had
Infrabel zelf moeten nagaan of niet de wet van 5 augustus 2004 niet van
toepassing was. Beide wetten geven immers vorm aan het grondwettelijk
beginsel inzake openbaarheid van bestuur zoals dat in artikel 32 van de
Grondwet is gegarandeerd. Er mag niet worden verwacht dat de burger
meteen op de hoogte is welke van beide wetten van toepassing is. De
instantie waaraan de toegang wordt gevraagd dient na te gaan welk
regime van toepassing is, in functie van de inhoud van de gevraagde
informatie. De wet van 5 augustus 2006 sluit immers de toepassing van
de wet van 11 april 1994 uit.

3.1 De toepasselijkheid van de wet van 5 augustus 2006 betreffende de
toegang van het publiek tot milieu-informatie

De Commissie dient vooraf te bepalen of de gevraagde informatie onder
het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006 valt. De wet van 5
augustus 2006 is van toepassing op milieu-instanties bedoeld in artikel 3,
1°, a) en b), waarvan de organisatie en de werking worden geregeld door
de federale overheid, alsook op milieu-instanties vermeld in artikel 3, 1°,
c), die onder hun toezicht staan (art. 4, § 1 van de wet van 5 augustus
2006) en over milieu-informatie beschikken (artikel 18, § 1 van de wet).

Het begrip “milieu-instantie” wordt door art. 3, 1° van de wet van 5
augustus 2006 als volgt gedefinieerd:
          a) een rechtspersoon of een orgaan opgericht bij of krachtens
              de Grondwet, een wet, een decreet of een regel bedoeld in
              artikel 134 van de Grondwet;
                                                                       5

           b) een natuurlijke of rechtspersoon die openbare
              bestuursfuncties uitoefent, met inbegrip van specifieke
              taken, activiteiten of diensten met betrekking tot
              leefmilieu;
           c) een natuurlijke of rechtspersoon die onder toezicht van
              een orgaan of persoon als bedoeld onder a) of b) belast is
              met openbare verantwoordelijkheden of functies of
              openbare diensten met betrekking tot het milieu verleent.
   Organen en instellingen met een gerechtelijke bevoegdheid vallen
   niet onder deze definitie, tenzij ze optreden in een andere functie
   dan de rechterlijke. De wetgevende vergaderingen en de daaraan
   verbonden instellingen vallen buiten deze definitie, behalve wanneer
   zij optreden in een administratieve functie.

Infrabel werd opgericht op grond van het Koninklijk besluit van 14 juni
2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de
spoorweginfrastructuur (BS 24 juni 2004, erratum BS 24 september 2004
en erratum BS 18 oktober 2004). Door het Koninklijk besluit van 19
oktober 2004 houdende vaststelling van de statuten van de naamloze
vennootschap van publiek recht Infrabel (BS 20 oktober 2004, erratum
BS 9 november 2004) werden de statuten van Infrabel vastgelegd en
kreeg Infrabel de vorm van een naamloze vennootschap van publiek
recht, beheerst door de wet van 21 maart 1991 betreffende de
hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Infrabel
heeft volgende doelen te realiseren:
1° het verwerven, de bouw, de vernieuwing, het onderhoud en het
beheer van de spoorweginfrastructuur.
2° het beheer van de regelings- en veiligheidssystemen van deze
infrastructuur;
3° het verschaffen aan de spoorwegondernemingen van diensten
verbonden aan de spoorweginfrastructuur;
4° de toewijzing van de beschikbare spoorweginfrastructuurcapaciteit;
5° de tarifering, de facturering en de inning van heffingen voor het
gebruik van de spoorweginfrastructuur en voor de diensten bedoeld in
3°;
6° (opgeheven door het KB van 15 maart 2010).

Deze taken werden als maatschappelijk doel ook vermeld in artikel 199,
§ 1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van
sommige economische overheidsbedrijven. In artikel 199, § 2 van deze
                                                                           6

wet wordt aangegeven dat de taken vermeld in § 1, 1° tot 6° opdrachten
van openbare dienst zijn.

Er kan dus geen twijfel over bestaan dat Infrabel een milieu-instantie is
in de zin van artikel 3, 1°, a) van de wet van 5 augustus 2006. Het feit dat
Infrabel zijn oorsprong vindt in de wet van 21 maart 1991 is afdoende
om Infrabel onder het toepassingsgebied van de wet van 5 augustus 2006
te laten vallen voor zover zij over milieu-informatie beschikt. Het is
immers niet vereist voor de instellingen die op grond van artikel 3, 1°, a)
en b) als milieu-instantie worden gekwalificeerd dat zij openbare
diensten verstrekken die betrekking hebben op het leefmilieu.

Infrabel kan niet worden geacht onder artikel 3, 1°, b) van de wet van 5
augustus 2006 te vallen. Artikel 3, 1°, b) beoogt immers natuurlijke of
rechtspersonen die openbare bestuursfuncties uitoefenen onder de
definitie te brengen die niet op grond van het oprichtingscriterium onder
het toepassingsgebied vallen. De vermelding in de Memorie van
Toelichting die als volgt luidt:

           “Via dit criterium geldt deze wet dan ook voor
           overheidsbedrijven en voor operatoren uit de privé-sector die
           geacht worden openbare diensten te verstrekken. Deze
           ondernemingen zullen dus alleen onder de wet vallen in die
           mate dat hun openbare dienstverleningen milieu-informatie
           in de zin van de wet voortbrengen” (Parl. St. 2005 – 2006, 51
           2511/001, p. 13)

kan dan ook enkel gelden voor overheidsbedrijven voor zover ze nog
niet via het oprichtingscriterium onder de wet zijn gebracht. Aangezien
de Commissie van oordeel is dat Infrabel als een milieu-instantie in de
zin van artikel 3, 1°, a) moet worden beschouwd, moet geen toepassing
worden gemaakt van het functioneel criterium.

De wet van 5 augustus 2006 kent een recht van toegang tot milieu-
informatie toe. Het begrip “milieu-informatie” wordt in artikel 3, 4°
omschreven als:

         “elke informatie, ongeacht de drager en in welke materiële
         vorm ook, waarover een milieu-instantie beschikt, betreffende:
                                                                  7

a) de toestand van elementen van het milieu, zoals de atmosfeer,
de lucht, de bodem, het land, het water, het landschap, de
natuurgebieden, met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en
zeegebieden, de biologische diversiteit en haar componenten
met inbegrip van de genetisch gemodificeerde organismen en de
interactie tussen deze elementen;
b) de toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens
met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, de
levensomstandigheden van personen, voorzover zij worden of
kunnen worden aangetast door de onder a) bedoelde elementen
van het milieu of, via deze elementen, door een van de factoren
zoals bedoeld onder d) of door de maatregelen en activiteiten
zoals bedoeld onder e) ;
c) de toestand van waardevolle cultuurgebieden en
bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden
aangetast door de onder a) bedoelde elementen van het milieu
of, via deze elementen, door een van de factoren zoals bedoeld
onder d) of door de maatregelen en activiteiten zoals bedoeld
onder e) ;
d) factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met
inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander
vrijkomen in het milieu van stoffen die de toestand van
elementen van het milieu zoals bedoeld onder a) of de toestand
van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals bedoeld
onder b) aantasten of waarschijnlijk aantasten;
e) maatregelen en activiteiten die uitwerking hebben of kunnen
hebben op de onder a), b), c) of d) bedoelde elementen;
f) maatregelen en activiteiten die tot doel hebben de toestand
van elementen van het milieu zoals bedoeld onder a), de
toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens zoals
bedoeld onder b) of de waardevolle cultuurgebieden en
bouwwerken zoals bedoeld onder c) in stand te houden, te
beschermen, te herstellen, te ontwikkelen, en druk erop te
voorkomen, in te perken of te compenseren;
g) kosten-baten- en andere economische analyses en
veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de
onder e) en f) bedoelde maatregelen en activiteiten;
h) verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving”.
                                                                          8

Er kan evenmin aan worden getwijfeld dat de gevraagde informatie als
milieu-informatie moet worden gekwalificeerd, aangezien ze betrekking
heeft op trillingen in de bodem. Meer specifiek dienen de gegevens te
worden beschouwd als factoren die de toestand van de elementen van
het milieu kunnen aantasten of waarschijnlijk aantasten en eventueel de
toestand van de gezondheid en de veiligheid van de mens kunnen
aantasten of waarschijnlijk aantasten (artikel 3, 4°, d) van de wet van 5
augustus 2006). Bovendien zijn die trillingen het gevolg van activiteiten
die uitwerking hebben of kunnen hebben de onder a), b), c) of d) in
hetzelfde artikel 3, 4° bedoelde elementen.

3.2 Het onderzoek van de mogelijkheid om uitzonderingsgronden in te
roepen

Op grond van artikel 32 van de Grondwet en de wet van 5 augustus 2006
is alle milieu-informatie in het bezit van een milieu-instantie in principe
openbaar. Slechts wanneer een uitzonderingsgrond moet of kan worden
ingeroepen die in de wet van 5 augustus 2006 werd erkend, een
belangenafweging plaatsvindt tussen enerzijds het recht van het publiek
dat gediend is met de openbaarmaking van de gevraagde informatie en
anderzijds het beschermde belang en op afdoende en pertinente wijze in
concreto de weigering kan worden gemotiveerd, kan die informatie aan
de openbaarmaking worden onttrokken.

Bij het nagaan of in dit geval een of meer uitzonderingsgronden moet er
rekening mee worden gehouden dat aangezien de vraag betrekking heeft
op emissies moet de Commissie slechts rekening houden met de
uitzonderingsgronden vermeld in artikel 27, § 2 en artikel 32 van de wet
van 5 augustus 2006. Bovendien moet zij in rekening nemen dat er een
specifiek belang gediend is met de openbaarmaking van emissiegegevens.
De Commissie is van mening dat enkel dient te worden onderzocht of
artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 kan worden ingeroepen
om de openbaarmaking te weigeren.

Artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 bepaalt dat een milieu-
instantie een aanvraag afwijzen wanneer deze betrekking heeft op
milieu-informatie die onvoltooid is of die niet af is en waarvan de
openbaarmaking aanleiding kan geven tot misvatting. In elk afzonderlijk
geval dient het algemeen belang dat is gediend met openbaarmaking te
                                                                          9

worden afgewogen tegen het specifieke belang dat is gediend met de
weigering om openbaar te maken.

Uit de Memorie van Toelichting over dit artikel blijkt dat niet lichtzinnig
met deze uitzonderingsgrond mag worden omgesprongen. De Commissie
stelt vast dat de gevraagde informatie niet als onaf of onvolledig kan
worden beschouwd. Dit zou slechts het geval zijn wanneer de resultaten
van de meting zelf nog aangevuld zouden moeten worden. Het doel was
immers om slechts beperkte metingen uit te voeren en dat doel werd
gerealiseerd. Uit de analyse van het dossier blijkt dat de meetresultaten
volledig zijn, ook al voldeed de meting zelf niet aan de normen die
inzake metingen van toepassingen zijn. Het is voldoende om af te zijn dat
de maker van de metingen geoordeeld heeft dat zijn meetopdracht
uitgevoerd is. Aangezien duidelijk wordt vermeld dat een nieuwe meting
zou moeten worden uitgevoerd om wetenschappelijk verantwoorde
gegevens te verkrijgen wordt bevestigd dat de meetgegevens in hun
toestand wel degelijk voltooid en af zijn. Aangezien de voorwaarden om
artikel 32, § 1 van de wet van 5 augustus 2006 cumulatief van aard zijn, is
het niet voldoen van één van de voorwaarden voldoende om de
uitzonderingsgrond niet te kunnen inroepen.
                                                                       10

   4. Besluit

De Commissie is van mening dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.
Infrabel moet immers worden beschouwd als een milieu-instantie en de
gevraagde meetgegevens die betrekking hebben op trillingen in de
bodem moeten als milieu-informatie worden gekwalificeerd. De
Commissie is van oordeel dat geen uitzonderinggronden dienstig kunnen
worden ingeroepen om de openbaarmaking van de gevraagde
meetgegevens te weigeren. Infrabel dient bijgevolg de heer Gruwez in
het bezit te stellen van de gevraagde meetgegevens. Die informatie dient
openbaar te worden gemaakt binnen 14 dagen na de betekening van deze
beslissing.

Brussel, 2 juli 2012.




De Commissie was als volgt samengesteld:

Martine Baguet, voorzitster
Frankie Schram, secretaris en lid
Angélique Gérard, lid




   F. SCHRAM                                             M. BAGUET
   secretaris                                            voorzitster